donderdag 18 maart 2010

Anarchisme


Van Dale:

an-ar-chis-me (het) 0.1 leer die alle staatsgezag afwijst.

Tegenstanders van het anarchistische idee schermen altijd met de menselijke natuur. De mens is net zo inherent een kuddedier als wolven, herten en chimpansees inherent sociale en in groepen levende dieren zijn. Het hoort bij de soort. En die groepen, roedels, kudden en troepen hebben een sociale structuur nodig. En die structuur is altijd hiërarchisch. Zonder leiderschap functioneert geen enkele groep. Deze overweging zou anarchie dus tot een utopisch idee maken.

Maar degenen die dit verkondigen gaan voorbij aan een belangrijk punt: anarchie betekent letterlijk: zonder heerser. Niet zonder leider. En daar zit hem de crux. Er is een verschil tussen leiderschap en macht.

Het idee van leiderschap gaat weliswaar uit van een hiërarchisch systeem, maar die hiërarchie is gebaseerd op verantwoordelijkheid. Het individu geeft een deel van zijn verantwoordelijkheid aan een leider, en die leider neemt de verantwoordelijkheid voor de groep individuen. Het idee gaat er dus van uit dat de leider in staat is om die verantwoordelijk te dragen.

De leider kan die verantwoordelijkheid alleen dragen als hij weet wat er van hem verlangd wordt. En dat kan hij alleen weten als hij de benodigde informatie heeft. Dat wil dus zeggen dat de leden van de groep de leider informeren over wat hun wensen en behoeften zijn. Pas dan kan een goede leider namens de groep handelen en spreken.

De leider kan dus alleen leider zijn als hij de leden van de groep kent. En daarmee bedoel ik: persoonlijk kent. Hoe kan hij verantwoordelijkheid nemen voor iemand die hij nooit ontmoet of gesproken heeft? Hoe kan hij weten wat zijn wensen en behoeften zijn? Hoe kan hij verantwoordelijkheid dragen voor iemand van wie hij niet eens weet dat hij bestaat? En ook: hoe kan een individu zijn verantwoordelijkheid afstaan aan een leider die hij nooit ontmoet of gesproken heeft?

En dat is precies het punt waarop leiderschap overgaat in macht. Als dat gebeurt kan een leider (nu machthebber) alleen terugvallen op een soort van abstracte ethiek. Een vorm van geconstrueerd idealisme. Een opgelegd of aangepraat idealisme (zoals bijvoorbeeld democratie) dat het volk moet ‘verbinden’. Een collectieve (in tegenstelling tot individuele) identiteit met daaraan gekoppeld een perceptie van een collectief ‘belang’ die de positie van de machthebber moeten rechtvaardigen. Ik zeg met nadruk positie, omdat de taak van leidinggeven nu veranderd is in een positie. Het zijn nu niet meer de vaardigheden van de leider die hem tot leider maken, maar het is zijn positie die dat doet.

Zijn leiderschap bestaat nu niet langer uit het nemen van verantwoordelijkheid voor de groep -verantwoordelijkheid die de leden vrijwillig afstaan aan de leider - maar zijn macht wordt nu gevoed door het afnemen van verantwoordelijkheid van de leden. De positie wordt nu gebruikt om individuele verantwoordelijkheid, en daarmee vrijheid, af te nemen van de groepsleden. En door dat afnemen van vrijheid centraliseert de macht van de machthebber.

Centralisatie van macht is exact hetzelfde als toename van macht. De macht van een machthebber kan namelijk maar op twee manieren toenemen: door macht veroveren op een andere machthebber, of door vrijheid ( = macht van het individu over zichzelf) af te nemen van de bevolking. In beide gevallen leidt dat tot afname van de spreiding van macht, tot centralisatie, en dus tot toename van macht.

Het idee van leiderschap is gebaseerd op bescherming van de leden van de groep. Bescherming tegen alle mogelijke bedreigingen van buitenaf. Op het moment dat leiderschap verandert in macht, draait dit principe 180 graden om. Het is nu niet meer de bedreiging van buitenaf waartegen de bevolking beschermd moet worden, maar het is de macht zelf die de bedreiging vormt. Dat kan zijn in de vorm van tirannie van de machthebber over de bevolking, of door de aantrekkelijkheid van zijn macht voor andere machthebbers, die vervolgens die macht zullen proberen te veroveren. En dat gaat altijd ten koste van de bevolking.

Daarmee staan leiderschap en macht haaks op elkaar. Leiderschap biedt bescherming, macht vormt een bedreiging. Toch zal een machthebber altijd de illusie proberen te wekken dat hij er wel degelijk zit om het volk te beschermen. En daarvoor zal hij altijd gebruik maken van zijn meest effectieve gereedschap: angst.

Iedere machthebber zal voorwenden dat hij er is om te zorgen voor veiligheid en gezondheid van de bevolking. Om de impact hiervan te optimaliseren zal hij dan ook voortdurend de perceptie van onveiligheid en ongezondheid moeten stimuleren. Pas dan kan hij maatregelen acceptabel maken. Maatregelen die altijd de vrijheid van de bevolking beperken, en daarmee de macht van de machthebber vergroten. Iedere maatschappelijke imperfectie zal hij uitvergroten of erger nog: zelf tot stand brengen.

De natuurlijke reactie van de bevolking is dan ook angst, en dat zal de volgende stap richting het ‘perfectioneren’ van de samenleving rechtvaardigen. Het idee van de haalbaarheid van een perfecte samenleving is daarmee een door de machthebber gecreëerde illusie. En die illusie is in zijn voordeel, want iedere stap richting perfectie, is en stap richting uniformiteit. De perfecte samenleving, zonder onveiligheid, zonder ongezondheid, kan niet anders zijn dan eenvormig. Dat wil zeggen dat iedereen zich zal moeten conformeren aan dat doel; het individu kan immers geen voorstander van onveiligheid of ongezondheid zijn. De ultieme perfectie is alleen te bereiken door ultieme onvrijheid.

Maar die perfectie zal nooit bereikt worden. In tegendeel. Dat komt omdat die perfectie niet bestaat, en ook niet kan worden toegestaan. De machthebber zou namelijk zichzelf overbodig maken als die toestand eenmaal bereikt is. En dat is het laatste dat hij wil. Het is dus in werkelijkheid niet perfectie waarnaar hij streeft. Het is alleen de perceptie van imperfectie die hij gebruikt om de bevolking vrijwillig haar vrijheden af te laten staan, en daarmee zijn macht te laten groeien, te centraliseren.

Zoals Aldous Huxley schrijft in het voorwoord van zijn meesterwerk Brave New World (het is dat ik niet van verplichting hou, maar het zou eigenlijk verplichte kost voor iedereen moeten zijn):
Alleen een grootschalige volksbeweging naar decentralisatie en eigen beheer kan de huidige tendens naar dirigisme stoppen.(….) Het is een feit dat, tenzij we voor decentralisatie kiezen (…) we slechts twee alternatieven hebben om uit te kiezen: hetzij een aantal nationale gemilitariseerde totalitaire systemen (…) of één supranationaal totalitair systeem, in het leven geroepen door maatschappelijke chaos (…).

Let wel, hij schreef dit in 1946, naar aanleiding van de heruitgave van zijn boek uit 1932.

Ook hieruit blijkt dat machthebbers (in scherp contrast tot wat ze beweren) er altijd op uit zijn om chaos te creëren. Chaos die moet leiden tot acceptatie van maatregelen die ‘verbetering’ zouden moeten brengen, maar die altijd de vrijheid van de bevolking afnemen. En daarmee is het niet alleen haar vrijheid die de bevolking verliest, maar wordt diezelfde bevolking ook nog eens doelbewust blootgesteld aan een keur van verschrikkingen die vervolgens de acceptatie van vrijheidsbeperkende, en dus machtvoedende maatregelen moeten bevorderen.

Kort gezegd: de hang naar perfectie (of zelfs ‘verbetering’) leidt tot essentieel lijden van de bevolking, op ieder denkbaar gebied.

Wanneer de werking van dit mechanisme zou doordringen tot de bevolking, dan zou men gaan inzien dat het noodzakelijk is om imperfectie te omarmen. Om waarde te hechten aan een mate van onveiligheid en ongezondheid. Om ervan te houden. Onveiligheid en ongezondheid die nou eenmaal bij het leven horen. En die een voorwaarde zijn voor vrijheid.

Dan zou de bevolking herkennen dat iedere door de machthebber aangedragen maatregel ter bevordering van veiligheid of gezondheid, zal leiden tot meer macht van de machthebber, en dus juist tot meer onveiligheid, ongezondheid, en ook nog eens tot onvrijheid. Machthebbers geven helemaal niets om veiligheid of gezondheid van het volk. De enige drijfveer om er voortdurend mee te schermen, is de toename van hun eigen macht.

Natuurlijk zijn wij kuddedieren. Kuddedieren die net als wolven, herten en chimpansees instinctief een hiërarchische groepsvorm kiezen. Leiderschap is daarmee iets dat bij onze soort past. Maar wel leiderschap gebaseerd op verantwoordelijkheid, zowel van de leider als van het individu. Wolven, herten en chimpansees leven niet in groepen van tientallen miljoenen, centraal bestuurd door één of enkele wolven, herten of chimpansees. In iedere groep kent ieder individu de leider, en kent de leider ieder individu. Dat is de natuurlijke sociale structuur bij deze dieren. Net zoals dat de natuurlijke sociale structuur bij mensen is.

Decentralisatie is daarmee dus de enig mogelijke oplossing om ons uit de ellende te halen en te houden. Terug naar kleine leefgemeenschappen waarin de leider de groepsleden persoonlijk kent, en de groepsleden de leider persoonlijk kennen. Zodra de hiërarchische schaal zodanig groot wordt dat er geen persoonlijke band meer is tussen de leider en de individuen van de groep, zouden de alarmbellen moeten afgaan. Dan zouden de groepsleden hun verantwoordelijkheid moeten nemen, en het vertrouwen in de leider (die nu dus machthebber is) moeten opzeggen. Dat zal de enig haalbare, echte bescherming opleveren die mogelijk is. Pas dan kunnen we genieten van zowel de vrijheden als de imperfecties die het leven biedt. Zonder heerser. Anarchistisch.

donderdag 4 maart 2010

De machtspiramide vanuit een ander perspectief


We schoppen met regelmaat tegen die vermaledijde elite. Ik ook. En terecht. Het zijn de regeringen die ons knechten. Of de corporaties. Of de banken. Of allemaal.

Vaak krijg ik de vraag: wie zijn nou degenen die de elite vormen? Zijn het de regeringen? Zijn het de banken? En als het de banken zijn, welke banken dan? En wie zijn dan die bankiers die de dienst uitmaken?

Allemaal vragen die uitgaan van ons perspectief in de machtspiramide. En dat perspectief is: van onderaf. Want dat is waar wij (het ‘gewone’ volk) ons bevinden. Onder aan de voet, in het breedste compartiment van de machtspiramide. En als we naar boven kijken dan zien we inderdaad machtsentiteiten boven ons staan. Machtsentiteiten als banken, corporaties en overheden. En dan wordt het moeilijk om de boosdoeners aan te wijzen. Want die banken bestaan toch echt? En die regeringen toch ook?

Inderdaad, maar alleen vanuit ons perspectief. Vanaf de bodem van de piramide. Van bovenaf ziet het er heel anders uit.

Dus: laten we het eens omdraaien, en de piramide bekijken vanuit de top. Vanuit de absolute top naar beneden. Vanuit het perspectief van het handjevol topmachthebbers in het bovenste compartiment van de machtspiramide. En dan ziet die piramide er ineens heel anders uit. Het enige dat we dan zien is alles dat er zich onder ons bevindt.

En over alles dat zich daar bevindt, hebben we een zekere mate van controle. En ons enige doel is: meer controle. Meer controle over de piramide, maar vooral: meer controle over de voet van de piramide, want daarin bevindt zich het volk dat al onze rijkdom bij elkaar brengt door te werken. En daar bevindt zich ook de grootste massa, en die massa is vanwege haar aantallen nogal gevaarlijk, en die moeten we dus in toom houden. Dat is de echte uitdaging: meer rendement (rijkdom voor ons) en minder risico. Maar daar zit ook de echte moeilijkheid.

De compartimenten beneden ons in de piramide zijn gemakkelijk te controleren. De mensen in de compartimenten onder ons, zijn door ons toegelaten in hoge machtsposities. De beloningen daarvoor zijn zo groot, dat die mensen ze nooit op het spel zullen zetten. Ze zullen altijd gehoorzamen aan ons.

Maar ook verder naar beneden is het niet moeilijk om de boel onder controle te houden. Iedere laag in de piramide gehoorzaamt aan de laag daarboven, en heeft autoriteit over de laag daaronder. Net zoals dat gaat in een groot bedrijf. Als de gehoorzaamheid naar boven ophoudt, vervalt de autoriteit naar beneden. En daarmee vervallen dan vanzelf de privileges die horen bij de positie in de betreffende laag, en tuimelt de persoon in kwestie helemaal terug naar de bodem van de piramide. Hoe hoger in de piramide, hoe groter de angst om te vallen.

Het enige probleem is daarmee de brede onderkant van de piramide. Daarin bevindt zich de overgrote meerderheid van het volk, en dat volk zit al aan de onderkant, en kan dus ook niet verder naar beneden vallen. Dat volk heeft geen privileges en ook geen autoriteit naar beneden. Er is geen beneden. En dat volk is daarom lastig in bedwang te houden. Dat werkt niet op dezelfde manier als het werkt bij de hogere compartimenten.

Daarvoor is dus een andere strategie nodig. Om het volk in bedwang te houden heb je gereedschappen nodig. En –hoe handig!- die gereedschappen vind je in de lagen van de piramide onder je. Daar vind je de mensen die je hebt toegelaten in hoge posities binnen de bancaire sector. En daar vind je de mensen die je hebt toegelaten in hoge posities binnen de politiek. En daar vind je de mensen die je hebt toegelaten in hoge posities binnen de corporaties. Allemaal mensen met autoriteit naar beneden. Zolang ze gehoorzamen aan jou natuurlijk. Anders kunnen ze hun spulletjes pakken en een baantje gaan zoeken.

En zo kun je die gereedschappen gebruiken om het volk te controleren en te sturen. Gereedschappen die voor het volk ‘banken’ zijn. Of ‘regeringen’ of ‘corporaties’, maar voor jou niets meer dan handige gereedschappen. Dingetjes om je doel te bereiken. En dat doel kan niets anders zijn dan meer controle, meer macht en meer opbrengst.

Dat kan niet anders om een heel simpele reden: de personen in het compartiment net onder jou, zijn door jou toegelaten in hoge machtsposities. Door die hoge posities is het voor hen niet moeilijk om meer macht te verkrijgen. En als jij niet streeft naar meer macht, dan zullen zij het doen. En dan zullen ze je inhalen en jouw positie innemen. Je kunt dus niet anders dan ze voorblijven, en daarmee ben je verplicht om je macht altijd te blijven uitbreiden. Macht over het enige dat telt: de opbrengst van het volk. Alle andere stappen in de piramide zijn er uitsluitend om dat voor elkaar te krijgen. Die stappen leveren op zichzelf niks op. Sterker nog: ze kosten geld. Het zijn alleen handige gereedschappen. Meer niet. Alleen, je moet je door die gereedschappen niet in je vingers laten snijden. Dat is alles.

Maar jij hebt een enorm voordeel ten opzichte van degenen in de compartimenten onder jou: waar al die compartimenten verantwoording naar boven af moeten leggen, hoef jij dat niet. Er is geen boven. En dat geeft je een stevige positie. Je hoeft maar één kant op te kijken. En daarmee heb je iets gemeen met de onderkant van de piramide: die hoeft ook maar één kant op te kijken. Er bestaat geen laag onder het volk, en het volk hoeft dus alleen naar boven te kijken. En daarmee bestaan er dus maar twee echte machtsblokken: jij, en het volk.

Het belangrijkste verschil is dat jij je macht kent, en het volk haar macht niet kent. En dat wil je vooral zo houden. Want als het volk zich bewust wordt van haar eigen macht en dus de autoriteit van boven niet meer accepteert, dan ben je verloren. Dan heb je niks meer aan je gereedschappen. Dan is het afgelopen met jou en je handlangers.

En dus zul je de hele piramide, met al je banken en je corporaties en je regeringen gebruiken om dat te voorkomen. Je zult voortdurend de indruk moeten wekken dat er voor het volk aan de onderkant van de piramide wel degelijk te vallen is. Dat, als ze niet gehoorzamen, ze naar beneden zullen kieperen. Maar dat kan natuurlijk niet echt, want ze staan al op de bodem.

Maar je gebruikt je banken om dingen te doen die de levensstandaard van het volk verlagen, en je gebruikt je andere speeltje, de regeringen, om de zogenaamde ‘redding’ te brengen. En zo kun je ze laten geloven dat ze wel degelijk kunnen vallen, en dat ze jou nodig hebben. En zo hou je ze in je macht.

Zo simpel is dat.

woensdag 3 maart 2010

Technologie



Je kunt allerlei verdelingen maken binnen de mensheid. De meeste zijn onzinnig en zijn gebaseerd op illusies. Maar de enige werkelijke verdeling is waarschijnlijk die tussen de machtselite en rest van de mensheid.

Vele eeuwen geleden heeft deze elite zich afgesplitst van de rest van de mensheid en vormt sindsdien (in toenemende mate) een subcultuur, of liever een supracultuur met een geheel eigen denkwijze en geheel eigen overtuigingen die van generatie op generatie doorgegeven worden. Een supracultuur waarbinnen men uitsluitend onderling verkeert en die gebaseerd is op de overtuiging van superioriteit ten opzichte van de rest van de mensheid. De mensheid die als hun bezit beschouwd wordt.

Een verdeling dus die al sinds mensenheugenis bestaat, en die, zoals het er nu uitziet, voorlopig niet zal ophouden te bestaan. Het is waarschijnlijk de enige verdeling die geen illusie is, maar die in alle tijden, op alle plaatsen en door alle onderdrukten aan den lijve ondervonden werd en wordt.

Het is een verdeling die gebaseerd is op een elementair verschil in belang. Twee verschillende belangen die haaks op elkaar staan en onverenigbaar zijn.

Het belang van de mensheid is niets anders dan te kunnen leven, en te voorzien in haar behoeften. En het belang van de elite is niets anders dan de rest van de mensheid zoveel mogelijk te exploiteren. Voor haar eigen macht en rijkdom. Om de mensheid zo volledig mogelijk uit te zuigen, zonder ook maar enig mededogen voor die mensheid. Of het nou leidt tot verschrikkingen als oorlog, armoede, verhongering en andere vormen van ellende, of tot massale sterfte: de geschiedenis leert dat het de elite letterlijk niets uitmaakt.

Het gaat maar om één ding: opbrengst.

In alle tijden heeft de elite altijd een maximalisatie van die opbrengst nagestreefd en in de loop der eeuwen is men daar steeds beter in geworden. Voortschrijdend inzicht, overgedragen van vader op zoon, kun je het noemen. Omdat het maximeren van de opbrengst haaks staat op het belang van de bevolking, heeft men altijd systemen nodig gehad om die bevolking te managen. Uit zichzelf zal de bevolking namelijk de vruchten van haar arbeid niet komen aanbieden aan de minieme minderheid waaruit die elite bestaat.

In de loop der tijd heeft men een groot aantal managementtechnieken uitgeprobeerd. Allemaal hadden ze dezelfde doelstelling: hoe kunnen we zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de arbeid van de bevolking, en hoe kunnen we ervoor zorgen dat die arbeid ten goede komt aan ons, in plaats van aan de bevolking zelf? En, niet te vergeten: hoe voorkomen we dat de bevolking, die in aantallen veel groter en dus sterker is dan wij, in opstand komt?

Die elite heeft verschillende managementtechnieken uitgeprobeerd. Proefjes gedaan, zeg maar. Vergelijk het met de vroegere melkboer die een trekhond had om zijn melkkar voort te trekken. Die melkboer werd geconfronteerd met de vraag: hoe kan ik die hond zo efficiënt mogelijk laten lopen, zonder dat hij mij bijt? Hij kon er de zweep overheen halen, maar dat kostte hemzelf energie, en bovendien werd de hond vals, of op een moment zodanig murw geslagen dat hij niet meer liep. Vervolgens kwam de melkboer op het idee om de hond een worst voor te houden. Aan een hengel vanaf de kar. En hup, de hond ging lopen. Maar na een tijdje kreeg het beest in de gaten dat hij nooit bij de worst zou komen, en stopte met lopen. Pas toen de melkboer de hond af en toe een stukje worst gaf, bleef de hond lopen. De melkboer moest nu de meest efficiënte verhouding zien te vinden tussen beloning en prestatie. Hoe vaker hij een stukje worst gaf, hoe gemotiveerder de hond, hoe harder hij liep. Maar teveel worst verzadigde de hond, en dan hield hij op met lopen totdat hij weer trek kreeg. Weinig worst was natuurlijk voordeliger, maar hield ook in dat het uitgemergelde beest minder hard liep. En het uitproberen van verschillenden managementtechnieken leidde tot voortschrijdend inzicht, en dat inzicht leidde tot een optimale balans tussen de investering in worst, en de opbrengst van de hond. In alle gevallen echter, bleef de hond de slaaf van de melkboer.

Precies op deze manier heeft de elite steeds verfijndere managementtechnieken op de bevolking losgelaten. En dit alles met hetzelfde doel: een optimale opbrengst, en het beheersbaar houden van onvrede onder de bevolking. Oftewel: rijkdom en macht (controle).

Eerst in de vorm van ouderwetse slavernij. De zweep dus. Deze techniek is een langdurig succesnummer gebleken, totdat het voortschrijdend inzicht leidde tot een meer efficiënte techniek.

Zoals aan ieder managementsysteem, kleefde er aan ouderwetse slavernij een nadeel: de slaven waren eigendom, moesten dus gekocht worden, en daarom ook onderhouden worden. Anders gingen ze dood en verloor de slavenbezitter zijn investering. Bovendien werkten slaven niet erg efficiënt. Ze werden uitsluitend gedreven door de angst voor de zweep. Toen men dit nadeel begon in te zien, kwam men tot een meer efficiënt systeem: laat de slaven ‘vrij’ en laat ze voor zichzelf zorgen.

Om in hun levensonderhoud te voorzien waren de voormalige slaven verplicht om te gaan werken voor hun vroegere slavendrijvers. Elders was geen werk en viel er dus niks te verdienen. En van het geld dat ze verdienden, moesten ze nu hun eigen huisjes bouwen en hun eigen voedsel kopen. De voormalige slavendrijver merkte dat de voormalige slaven nu vanzelf harder gingen werken als hij ze minder betaalde. Ze moesten wel. En de oude slavendrijver was nu minder geld kwijt aan loon, dan hij vroeger kwijt was aan voedsel en onderdak voor zijn slaven. Bovendien was de opbrengst per slaaf nu veel groter dan voorheen, omdat de werknemers nu net zo hard werkten als nodig was om in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Hoe minder hij ze betaalde, hoe harder ze moesten werken. Voortschrijdend inzicht. Managementtechniek.

Deze managementtechniek leidde tot de machtsverhouding werkgever/werknemer en dat resulteerde in de industriële revolutie. Die industriële revolutie leidde tot enorme armoede, honger en andere misstanden onder de bevolking. En tot gigantische rijkdom van de elite. Maar omdat de voormalige slaven iets meer vrijheid hadden dan ze hadden toen ze nog letterlijk slaaf waren, leidde dit tot opstanden en stakingen. Ze hadden dan weliswaar iets meer bewegingsvrijheid dan vroeger, maar ze wisten zelf verdomd goed dat ze niet vrij waren. Ze waren voor hun bestaan volledig overgeleverd aan de elite. Deze onvrede leidde tot risico’s en bovendien kostte het de elite veel energie en investeringen om het volk in bedwang te houden.

Dus probeerde men iets nieuws. Net zoals de melkboer met zijn hond, kwam de elite tot een inzicht: als we gewenst gedrag belonen met een groter deel van de worst, dan zal het volk zich zo gedragen als wij willen. En als we het volk laten geloven dat ze de vrijheid hebben om zichzelf te kunnen opwerken, en als we daarvoor extra beloning in het vooruitzicht stellen, dan gaat dat volk vanzelf harder werken. En hoewel het een investering vraagt, zal het uiteindelijk leiden tot een grotere opbrengst. Bovendien kunnen we het verkopen als een humanitaire omwenteling, en daarmee ons imago (want dat was nogal negatief) oppoetsen, en dat leidt weer tot minder problemen. Maar deze nieuwe managementtechniek was wel relatief duur. Om het volk rustig en gemotiveerd te houden, moest een relatief groot gedeelte van de winst geïnvesteerd worden in de bevolking. In de vorm van beloning.

Maar het enige criterium was en bleef het optimaliseren van de opbrengst van de arbeid van het volk. Opbrengst die uiteindelijk ten goede moest komen aan de elite. Net als bij een boer die merkt dat zijn vee meer opbrengt als hij het meer ruimte laat. En dat hij een hogere prijs krijgt voor sociaal acceptabel vlees. Maar het gaat uiteindelijk om de opbrengst. In honderd jaar tijd waren de geketende slaven van weleer, geworden tot ‘scharrelslaven’. Er was een balans gevonden tussen investering en opbrengst.

Maar de elite zou de elite niet zijn als ze hiermee genoegen nam. Ook nu was er sprake van voortschrijdend inzicht. Men kwam tot het inzicht dat mensen altijd zullen streven naar het voldoen aan hun behoeften. Daar is niets aan te doen. Die behoeften zijn niet weg te nemen of te beheersen. Dat inzicht leidde tot een nieuwe managementtechniek. En deze keer was de managementtechniek gebaseerd op technologie.
Men had al geleerd dat de behoeften van mensen weliswaar niet te veranderen zijn, maar dat het plaatsen van een managementtechniek tussen de mensen en hun behoeften zeer efficiënt werkte. Men had dat geleerd door ervaring met de meest efficiënte managementtechniek aller tijden: geld.

Voorheen waren kleine gemeenschappen volledig zelfvoorzienend. Binnen de gemeenschap werd alles geproduceerd dat nodig was. Via ruilen kon vrijwel iedereen aan zijn behoeften voldoen. Door het plaatsen van de technologie geld tussen de mensen en hun behoeften, kreeg de elite veel meer controle over het volk. De behoeften waren weliswaar niet te beheersen, maar de tussenstap geld was wel beheersbaar. En daarmee was het volk prima te sturen.

Daarnaast werd binnen de traditionele gemeenschap ook voorzien in niet-materiële behoeften. De behoefte aan menselijk contact en communicatie bijvoorbeeld. Aan familiebanden en banden met vrienden. En door dat directe menselijk contact werd ook voorzien in de behoefte aan informatie en kennis.

Gesterkt door haar ervaring met het managementgereedschap geld, besloot de elite dat het zinvol was om op zoveel mogelijk gebieden een technologische tussenstap te plaatsen tussen de mensen en hun behoeften. Een technologische tussenstap die door de elite beheerst zou worden en daarmee een gereedschap zou vormen om de bevolking te sturen, zonder al die dure investeringen in beloning en (relatieve) vrijheid voor het volk. Volk dat als eigendom van de elite beschouwd werd en wordt.

Het ontwikkelen van deze technologieën zou men overlaten aan het bedrijfsleven. En daarvoor was kapitaal nodig. Het kwam daarom goed uit dat de elite de volledige beheersing had over de kapitaalmarkt. Zo kon men beslissen over welke nieuwe technologie gefinancierd zou worden en welke niet, en daarmee over welke technologie ontwikkeld zou worden en welke niet. En uiteraard werden uitsluitend die technologieën gefinancierd die zouden leiden tot meer controle over de bevolking.

Natuurlijk zouden die nieuwe technologieën omarmd (en betaald) moeten worden door de bevolking. Het volk zou van elke nieuwe technologie het ‘voordeel’ moeten ervaren. En dat was niet moeilijk omdat het steeds ging om technologie die het voldoen aan menselijke behoeften gemakkelijker toegankelijk maakte. Maar het volk had niet in de gaten dat diezelfde technologieën beheerst werden door de elite en dat het volk daarmee de toegang tot het voldoen aan hun behoeften uit handen gaf aan die elite. En dat dit de werkelijke reden was van het beschikbaar komen van die technologieën.

Eén van die technologieën waarin geïnvesteerd werd was de telefoon. Toen de radio, de bioscoop, de televisie, de auto, voedseldistributie via gemotoriseerd verkeer, het internet etc.

Het was voor mensen niet langer noodzakelijk om in gemeenschappen bij elkaar te wonen om aan hun behoefte aan voedsel, contact en communicatie te voldoen. Of om zelfvoorzienend te zijn. En de maatschappij werd daarnaar ingericht. Wonen en werken werden uit elkaar gehaald: de technologie auto werd er tussen geplaatst.  Sociale contacten en informatievoorziening verliepen steeds meer op afstand: de technologie elektronische communicatie werd ertussen geplaatst. Gebieden en landen werden economische monoculturen: de technologie distributie werd er tussen geplaatst. Enzovoort.

En om in de dagelijkse behoeften te voorzien werd het volk afhankelijk van die technologieën. Distributie en vervoer, televisie, telefoon en internet werden noodzakelijk. Tussen de mensen en vrijwel iedere menselijke behoefte was nu een door de elite beheerste technologie geplaatst.

En nu het plan klaar is, en de hele maatschappij ernaar ingericht is, kan men via de gecontroleerde technologieën de toegang tot het voldoen aan menselijke behoeften gaan rantsoeneren en daarmee gedrag afdwingen. En op die manier kan men de bevolking volledig op afstand besturen.

Door het beheersen van de verkeersstromen kan men vervoer rantsoeneren. Door het beheersen van distributie kan men voedselvoorziening rantsoeneren. Door het beheersen van de mediakanalen kan men informatie rantsoeneren. Door het beheersen van telecommunicatie kan men onderling contact rantsoeneren, of, als dat uitkomt, onmogelijk maken. Door het beheersen van de internetinfrastructuur kan men kennis censureren. Zodra het de elite uitkomt. Zodra de tijd rijp is.

De laatste en beslissende stap, zal volledig elektronisch geld zijn. Daarmee kan het koopgedrag (en dus de toegang tot levensbehoeften) van iedereen op individueel niveau gereguleerd worden. Wie niet feilloos gehoorzaamt, wordt uitgesloten.

De hele samenleving is gebaseerd op elektronische communicatie en andere technologie. En omdat het volk daarvan afhankelijk geworden is en in fysieke verdeeldheid leeft, kan met één druk op de knop het risico op verbondenheid en opstanden geminimaliseerd worden, en kan met één druk op de knop de toegang tot de basisbehoeften (individueel of collectief) gedirigeerd, geminimaliseerd of uitgesloten worden.

Maar daartoe zal pas besloten worden als het technologisch managementsysteem compleet is. En daaraan wordt gewerkt. Pas wanneer de elektronische dictatuur volledig waterdicht is, kan de knop om. Als iedere slaaf voortdurend en volledig geautomatiseerd kan worden gevolgd, en als ieders gedrag volledig in kaart gebracht is - als de technologische gevangenis geheel voltooid is - kan al die technologie, die door het volk in de loop der tijd omarmd is en waar het niet meer zonder kan, gebruikt worden waarvoor het is bedoeld: totale, risicoloze controle. Zonder enige inbreng van de bevolking. Met een computersysteem kan immers niet gediscussieerd worden. En pas dan zullen de investeringen worden terugverdiend.

Want dan is er geen enkele noodzaak meer om het volk te laten meedelen in de worst en komt alles ten goede aan de elite. Precies zoals altijd de bedoeling was.