maandag 12 juli 2010

Ego: het strategische zelf


Je hebt mensen die, ondanks hun successen of tegenslagen, altijd zichzelf blijven. Je hebt ook mensen die zichzelf niet zijn. Je hebt mensen die zichzelf voor de gek houden. Je hebt mensen die zichzelf kwijtgeraakt zijn, en mensen die zichzelf gevonden hebben. Of hervonden hebben. Maar wie vindt dan wat?

Als je jezelf niet bent, wat ben je dan? Als je zelf de keuze maakt om anders te zijn dan je bent, dan maak je toch zelf die keuze. Dan is de manier waarop je jezelf presenteert toch een gevolg van de keuze die je zelf maakt, en dus ben je dan toch weer jezelf. Of niet?

Toch hebben mensen een feilloos gevoel voor authenticiteit als het gaat om het zelf. Vooral bij anderen. Dat impliceert dat er een zelf bestaat dat authentiek is, en waarvan naar keuze kan worden afgeweken, maar dat zo’n keuze een minder authentiek zelf oplevert. Ook al is die keuze zelf gemaakt. Het gaat ervan uit dat er in de kern van iedereen een onveranderbare essentie ligt. Een zelf zoals het is, en blijft. Ook al kies je uit vrije wil voor iets anders.

Als het essentiële zelf onveranderbaar is, dan kan de vrije wil er ook geen invloed op hebben. Dan moet die vrije wil dus invloed hebben op iets anders dan het essentiële zelf. Dan moet er dus ook een veranderbaar, of programmeerbaar deel van het zelf bestaan. Een deel dat keuzes kan maken, dat strategieën kan ontwikkelen en volgen. Het programmeerbare zelf.

Als het essentiële zelf onveranderbaar is, dan kan het zich niet aanpassen. Het is dan immers zoals het is. En zonder aanpassingsvermogen wordt het leven onhanteerbaar. Situaties doen zich in alle mogelijke vormen voor, kunnen bedreigend zijn, en moeten worden gehanteerd. Daarom is het noodzakelijk dat we ons kunnen beschermen tegen alle dingen die we meemaken en op ons afkomen. En dat wapenen doen we door strategieën te ontwikkelen. Iedereen doet dat op zijn manier; de manier die het beste bij hem of haar lijkt te passen. Het wapenen gebeurt uit noodzaak, het bepalen van de strategische richting uit vrije wil.

Die vrije wil heeft daarmee alleen invloed op het programmeerbare zelf. Strategieën worden gevormd door een combinatie van vrije wil en omstandigheden. De omstandigheden geven aan voor welke gevaren het zelf beschermd moet worden en op basis daarvan wordt een zo goed mogelijk passende strategie ontwikkeld. Het is daarvoor dus noodzakelijk dat we ons van de gevaren bewust zijn. Het bewust zijn van gevaren noemen we angst.

Strategieën worden dus gevormd op basis van angst, in combinatie met een mix van vrije wil en van talenten (je kiest voor je sterkste kanten als je jezelf wil wapenen tegen gevaren),.

Het programmeerbare, strategische zelf is een noodzakelijk hulpmiddel om te overleven in een materiele wereld. Het essentiële zelf is immers onveranderbaar, en kan dus ook geen keuzes maken om zich te verdedigen.

Strategieën werken alleen als je jezelf eraan houdt. Werkende strategieën die hun nut bewezen lijken te hebben, zijn daarom zeer hardnekkig. Ze vormen een beveiligingsschild rondom het zelf en beschermen dat zelf tegen alles waarvoor het bang is. Het loslaten van zo’n schild zal dus direct meer angst opleveren en zal daarom vermeden worden.

Dat geeft het strategische zelf (ook wel ego genoemd) macht over het essentiële zelf. Hoe succesvoller de gekozen strategieën lijken te zijn, hoe meer ruimte het strategische zelf krijgt om nieuwe strategieën te ontwikkelen of bestaande strategieën te versterken. En die strategieën leveren controle op. Het geeft een persoon controle over zijn leven. En daarmee over zijn essentiële zelf.

Maar omdat het essentiële zelf onveranderbaar is, kan het ego dat essentiële zelf alleen controleren door het te onderdrukken of te verduisteren.

Mensen die zichzelf niet zijn, doen dat vanuit angst. Wat we dan te zien krijgen is het strategische zelf, in plaats van het essentiële zelf. Andere mensen voelen dat vaak goed aan, en zeggen: hij is zichzelf niet. Voor de persoon in kwestie is het meestal niet zo duidelijk. Hoe succesvoller een strategie lijkt te zijn, hoe sterker mensen zich ermee gaan vereenzelvigen. En dan kan het gebeuren dat die mensen gaan denken dat ze hun strategische zelf (hun ego) zijn.

In dat geval is het essentiële zelf volledig verduisterd, en heeft het strategische zelf de macht volledig overgenomen.

Omdat het programeerbare, strategische zelf niet alleen uit vrije autonome keuzes bestaat, maar ook gevoed wordt door (angst voor) omstandigheden, is het ook van buitenaf programmeerbaar. Als een ander het voor elkaar krijgt om angst te genereren, dan zal het strategische zelf daarop reageren. Het is om die reden dat angst voortdurend gebruikt wordt om anderen te beïnvloeden. Het is de enige manier om anderen te programmeren.

Alle pogingen om anderen te programmeren zijn gericht op het strategische zelf, en bestaan uit het enige voedsel voor dat ego: angst. Zonder angst is er geen enkele aanleiding voor het vormen of aanpassen van strategieën. Mensen die anderen proberen te beïnvloeden, doen dat altijd door die anderen te voeden met angst. Er is simpelweg geen andere manier.

Opvoeden is een vorm van programmeren. Vandaar dat opvoeden hoofdzakelijk bestaat uit het gecontroleerd voeden van angst. Het is gebaseerd op de gedachte: input is output. Stop je de juiste angsten in een kind, dan kun je een bepaalde reactie verwachten. Alle boodschappen zijn gericht op het strategische zelf: je moet goede cijfers halen want anders krijg je geen diploma, je moet een diploma halen want anders kun je niet studeren, je moet studeren want anders krijg je geen goede baan, je moet en goede baan hebben want anders krijg je maar weinig geld of aanzien etc.

Ook alle reclame- en propagandaboodschappen waarmee we voortdurend geconfronteerd worden, zijn gericht op het ego. Het programmeerbare, strategische zelf/ego wordt vanaf onze eerste dag gevoed, en zelfs vetgemest. En hoe vetter dat strategische zelf wordt, hoe meer het essentiële zelf weggedrukt of verduisterd wordt (en hoe gemakkelijker een persoon programmeerbaar wordt). Het strategische zelf, dat in eerste instantie bedoeld was ter bescherming van het essentiële zelf, heeft dat essentiële zelf buitenspel gezet. Het is van een handig hulpmiddel, een dienaar, verworden tot een dictator. Maar het essentiële zelf is er nog wel. Het is onveranderbaar en dus ook onuitwisbaar.

En bij veel mensen komt er dan ook een moment waarop er een conflict ontstaat tussen die twee ‘zelven’. En zo’n conflict noemen we een psychisch probleem. Het is het probleem dat zich voordoet bij degene wiens strategie het is om altijd grappig en vrolijk te zijn maar zich steeds depressiever voelt, het is het probleem van degene die zich altijd sterk en stoer voordoet maar steeds onzekerder wordt, het is het probleem van degene die zich altijd begripvol en verzorgend opstelt maar steeds meer last krijgt van sadistische of gewelddadige gedachten. Enzovoort. Ieder psychisch probleem is het gevolg van een conflict tussen het strategische zelf en het essentiële zelf. En de oorzaak ligt altijd in het strategische zelf dat een richting gekozen heeft die onverenigbaar is met het essentiële zelf. Het essentiële zelf is immers onveranderbaar en dus kan het ook niet goed of slecht zijn. Het is zoals het is.

Omdat het essentiële zelf geen strategieën kent, wordt het oplossen van problemen altijd overgelaten aan het strategische zelf. Maar het strategische zelf is nou juist de veroorzaker van het probleem. Daarom kunnen mensen soms te maken krijgen met zeer hardnekkige psychische problemen. Je kunt het oplossen van een probleem niet overlaten aan de veroorzaker ervan. En verder heb je geen middelen om het aan te pakken.

Dan heb je dus een ander nodig. Een therapeut of zo, of een goede vriend om met te praten. Maar ook therapeuten en goede vrienden zijn gewend om problemen aan te pakken door er controle over te krijgen. Terwijl een overmaat aan controle nou juist de veroorzaker was van het probleem: overmatige controle van het strategische zelf/ego over het essentiële zelf, waardoor het essentiële zelf geen adem meer krijgt.

De enige echte oplossing is dan: het verminderen van de macht van het strategische zelf/ego, waardoor het essentiële zelf weer ruimte krijgt. Maar dat is eng. En het ego zal dus onmiddellijk proberen in te grijpen. De enige echte oplossing is dan het ego minder macht te geven door het los(ser) te laten.

In onze cultuur en in deze tijd heeft het strategische zelf/ego een buitenproportioneel grote rol toebedeeld gekregen. En omdat het ego van buitenaf beïnvloedbaar/programmeerbaar is, worden we voortdurend bestookt met allerlei angsten die tot doel hebben ons een bepaalde richting in te sturen.

Daarmee speelt het ego niet alleen een buitenproportioneel grote rol op individueel niveau, maar ook op collectief niveau. Het collectief (de mensheid) is niets meer dan een verzameling individuen, en is daarmee een afspiegeling van die individuen. Je ziet dan ook dat de samenleving op een vergelijkbare manier ingericht is en bestuurd wordt als het gemiddelde individu.

Ook collectieve angsten worden gepareerd met strategieën. Strategieën die controle moeten opleveren over alle bedreigingen. En je ziet dan ook dat er een collectief ego bestaat dat op vergelijkbare wijze als bij het individuele ego, steeds meer macht naar zich toetrekt. Dat collectieve ego kennen we als regeringen en bestuur.

Net als het individuele ego, is het collectieve ego (bestuur, regering) aangesteld om ons te beschermen tegen bedreigingen. Als een dienaar om ons te verdedigen. Maar net zoals bij het individuele ego, heeft het collectieve ego zich omgevormd van dienaar tot dictator. En ook hier ontstaat een probleem. Door de toenemende macht van dat collectieve ego, kunnen we steeds minder zijn wat we in essentie zijn. We worden voortdurend tot van alles gedwongen, of verhinderd om onszelf te zijn. We zijn onvrij.

En net zoals bij individueel ego, is het enige wapen waarover het collectieve ego beschikt ter bestrijding van een probleem: meer controle. En zo wordt het probleem van onvrijheid, dat veroorzaakt is door het collectieve ego (regering) door datzelfde ego alleen maar versterkt in plaats van opgelost: we worden steeds meer onvrij.

En daarmee hebben we niet meer de vrijheid om te zijn wat we in essentie zijn. En die essentie is onveranderbaar, dus daarin hebben we geen keuze. En daarmee is vrijheid dus iets dat pas bestaat als je niet gedwongen wordt om te kiezen.

De enige mogelijkheid om het essentiële zelf weer de ruimte te geven, is het loslaten van het ego, zowel op individueel als op collectief niveau. We hoeven het ego (zowel het individuele als het collectieve) niet weg te gooien of buitenspel te zetten, sterker nog: we hebben het nodig om te overleven. We kunnen het ook niet bestrijden; het ego is immers een meester in strategie en daarvan verliezen we het altijd. We kunnen het alleen minder serieus nemen. Er minder waarde aan hechten. Losser laten. Het weer de rol geven van dienaar, in plaats van dictator.

Keuzes komen voort uit strategieën, en de vrije wil bepaalt welke strategische keuzes er gemaakt worden. Ook op collectief niveau werkt het zo: (vrije) verkiezingen bepalen welke strategieën collectief gevolgd worden. Maar door te kiezen (voor welke strategie dan ook) geven we macht aan het collectieve ego (regering). De vrije wil is daarmee een gereedschap van het ego, en het ego beperkt de vrijheid om ons essentiële zelf te zijn.

Echte vrijheid staat daarmee haaks op vrije wil. Echte vrijheid laat ons zijn wat we zijn, en daarover hebben we niks te kiezen. Dat zijn we gewoon.












dinsdag 6 juli 2010

Rijkdom


De meeste mensen denken dat rijkdom gaat over geld. Maar dat is natuurlijk niet zo.


Rijkdom gaat over arbeid. Geld is niets meer dan een tegoedbon voor arbeid. Je verkrijgt die tegoedbon door zelf arbeid te leveren, en je kunt er arbeid van anderen mee kopen. Geld dat je bezit, vertegenwoordigt dus arbeid die je in het verleden geleverd hebt, en daarmee heb je arbeid die in de toekomst geleverd gaat worden tegoed. Maar zo word je natuurlijk niet rijk.

Alle prijzen van alle producten en diensten die je kunt kopen, bestaan uit arbeid (plus winst, maar daarover verderop meer). Grondstoffen zijn immers gratis en door de natuur geschonken. Pas wanneer er arbeid aan wordt toegevoegd, door ze bijvoorbeeld op te graven, krijgen ze een geldwaarde. En dat is logisch want geld vertegenwoordigt arbeid. Voor iedere euro of dollar die in omloop is, heeft iemand gewerkt.

Meer dan 90% van alle rijkdom op de wereld is in het bezit van 1% van de wereldbevolking. Dat houdt dus in dat er voor de overgebleven 99% van die wereldbevolking maar 10% overblijft om te verdelen. Daarom leven de meeste wereldburgers in armoede. Toch is alle rijkdom (arbeid dus) geleverd door die 99%. En dat houdt dus in dat de gemiddelde wereldburger zo’n 10 uur arbeid moet leveren om er één uur arbeid voor terug te kunnen kopen. De rest (negen uur) komt ten goede aan die één procent van de wereldbevolking. En die één procent noem ik hier voor het gemak: de elite.

De rijkdom van die elite bestaat ook uit arbeid. Arbeid uit het verleden: hun paleizen, limousines en jachten waarvan ze kunnen genieten als ze daar zin in hebben. Maar die rijkdom bestaat ook uit arbeid die in de toekomst geleverd gaat worden. In de vorm van een tegoedbon voor arbeid: geld.

De rijkdom van de elite bestaat dus ook uit arbeid. Alleen niet hun arbeid. Het verschil tussen de elite en de rest van de wereld, is dat de elite niet voor haar rijkdom werkt of gewerkt heeft. Die rijkdom bestaat namelijk uit arbeid die anderen geleverd hebben of nog gaan leveren. Omdat een dag maar 24 uur heeft, is het onmogelijk om 90.000 (negentigduizend) procent meer arbeid te leveren dan gemiddeld. De rijkdom van de elite kan dus alleen maar bestaan uit arbeid van anderen.

Om jezelf de arbeid van anderen toe te eigenen, bestaan er verschillende methoden. De eerste methode is ouderwetse slavernij. Je vangt wat negertjes in Afrika, en die laat je werken. En de vruchten van hun arbeid zijn voor jou, en niet voor de negertjes.

Maar de moderne manier om arbeid te stelen, bestaat uit drie componenten: rente, belasting en winst. En dat lijken drie verschillende dingen, maar ze zijn het niet. Het is allemaal rijkdom die bestaat uit gratis arbeid. Dat wil zeggen: gratis voor de elite, niet voor degenen die de rijkdom gegenereerd hebben door ervoor te werken (de rest van de wereld). En voor gratis arbeid bestaat een ander woord: slavernij. Deze keer in een modern jasje.

Rijkdom kan dus alleen maar bestaan uit slavernij.

Mensen komen niet zomaar uit zichzelf de vruchten van hun arbeid aan de voeten van de elite brengen. Daarvoor moet die elite dus een systeem bedenken. Eén van die systemen is rente.

De elite bezit zelf de banken, en kan dus geld maken uit het niets. Toch drukken niet zomaar geld en stoppen ze dat in hun eigen portemonnee. Nee, dat zou geen zin hebben, want dan vertegenwoordigt dat geld geen arbeid, en dan is het waardeloos.

Wat ze doen is het volgende: ze maken het geld uit niets (zonder er zelf arbeid aan toe te voegen: ze veranderen een getalletje in en computer of geven anderen de opdracht bankbiljetten te drukken), en lenen dat vervolgens uit. Tegen rente. Bijvoorbeeld aan jou.

Jij leent dat geld om een huis te laten bouwen. Je huurt een aannemer in, die levert de arbeid, en jij geeft het geld dat je van de bank leende aan die aannemer. Vervolgens ga jij in dertig de lening en de rente terug te betalen aan de bank. In die dertig jaar betaal je (gemiddeld) drie keer zoveel terug als je geleend hebt vanwege de rente. Als die rente jou 50% van je inkomen kost, dan moet je daar dus 15 jaar voor werken. Nu heeft dat geld waarde gekregen omdat jij daarvoor 15 jaar arbeid geleverd hebt. Terwijl de bank er niets voor deed. Al het geld dat jij de bankier betaalt, is pure rijkdom voor die bankier. Hij kan er nu iedere vorm van arbeid (een villa, een jacht, bedienden etc.) voor kopen die hij maar wil. Zonder dat hij er iets voor gedaan heeft. Jij hebt, door te werken, zijn rijkdom geleverd. Je bent 15 jaar slaaf geweest.

Maar jij bent niet de enige die geld nodig heeft. Dat heeft de overheid ook. Dus leent die overheid dat van de bankiers. Die bankiers maken dat geld vervolgens uit het niets en lenen het uit. Maar dat doen ze alleen uit als er een onderpand tegenover staat. En dat onderpand bestaat uit het enige bezit waarover de overheid beschikking heeft: jij en ik, de burgers van het land. Wij zijn het onderpand. Het geleende geld moet worden terugbetaald met rente. Alleen betaalt die overheid dat niet zelf, maar dat doe jij. In de vorm van belastingen. En daarvoor je moet dus weer arbeid leveren. Als je gemiddeld 50% van je inkomen aan belastingen betaalt, ben je 6 maanden per jaar slaaf. En via het omweggetje dat overheid heet, komt de rijkdom dus weer bij de bankier. Dat is de reden waarom overheden nooit rijkdom bezitten (er is altijd tekort) en de bankiers van de wereld bijna alle rijkdom bezitten.

Iedereen denkt te weten dat bedrijven winst moeten maken. Maar waarom? Als iedere medewerker, inclusief de directeur, zijn salaris (arbeidskosten) ontvangt, waarom moet er dan nog geld overblijven? Winst wordt betaald door consumenten, en die consumenten betalen dat met het geld dat ze met hun arbeid verdiend hebben. Het zijn de werknemers (die tevens de consumenten zijn) die de winst betalen. En die winst wordt op een keer uitgegeven: er wordt nieuwe arbeid voor gekocht (bijvoorbeeld een privé-vliegtuig voor de grootaandeelhouder). Iedere keer als er een product of dienst met winst wordt verkocht, komt die winst ten goede van iemand die er geen arbeid voor geleverd heeft, maar er wel arbeid voor kan terugkopen. Winst is, net als rente en belasting, geld waar geen arbeid tegenover staat, maar waarvoor wel toekomstige arbeid geleverd gaat worden. Het is dan ook niet vreemd dat de sleutelposities bij zowel de banken als bij de machtige corporaties allemaal worden ingenomen door die ene procent die geen arbeid levert, maar wel de vruchten plukt van de arbeid van anderen: de elite.

Winst bestaat, net als belasting en rente, uit gratis arbeid. Arbeid die geleverd wordt zonder dat degene die de arbeid levert er iets voor in ruil krijgt. Arbeid van velen die ten goede komt aan enkelen. En dat leidt tot rijkdom van die enkelen. Rijkdom bestaat uit diefstal van arbeid en dus uit slavernij, en iedereen weet dat slavernij crimineel is. Dat maakt de allerrijksten tot de grootste criminelen ter wereld. Misschien moeten we daar nog eens aan denken als we weer vol bewondering naar de villa’s, jachten, Ferrari’s en privat-jets van de ‘succesvollen’ staren, maar vooral ook wanneer deze types door onze overheid en haar media geportretteerd worden als de drijvende krachten achter de ‘economie’. Die voor ‘werkgelegenheid’ zorgen. Het ontmaskert die overheid als collaborateurs aan deze misdaad.

Het zijn juist deze rijken die ongelimiteerd parasiteren op de arbeid van anderen, en die daarmee de veroorzakers zijn van permanente en groeiende schaarste. Simpelweg omdat (gemiddeld) 90% van alle arbeid ten goede komt aan 1% van de wereldbevolking: de elite. En dat is een scheefgroei die alsmaar schever groeit: de rijken worden steeds rijker en de armen steeds armer.

Zowel hun rijkdom als onze armoede worden gegenereerd door onze arbeid. En zo werken wij zelf aan onze eigen slavernij.