woensdag 12 december 2012

Macht en vrijheid


De verschrikkingen van macht 

Momenteel groeit er bij veel mensen een sterk besef dat we 'misschien toch niet zo vrij zijn als we dachten'. De laatste jaren is het aantal alternatieve media op internet sterk gegroeid. En bij bijna allemaal staat het begrip vrijheid hoog in het vaandel. 

Vrijwel overal wordt gezocht naar 'schuldigen'. Naar duistere, occulte machthebbers die achter de schermen de wereld naar hun hand zetten, en het doel hebben de rest van de mensheid te reduceren tot een onderklasse van hen dienende slaven. 

Met beschuldigende vingers wordt gewezen naar politici, bankiers en topmensen uit de corporate wereld. Samenvattend aangeduid als machtselite. De misdadige uitwassen van deze elite komen uitgebreid onder de aandacht. En terecht. 

Lees de Kroniek van de Mensheid er maar eens op na, en je kunt niet anders dan inzien dat macht al sinds mensenheugenis een eindeloze stroom van ellende heeft uitgestort over die mensheid. Oorlogen, genociden, vervolging, honger, armoede, het zijn allemaal symptomen van macht en de honger naar macht. 

Omdat het overduidelijk is dat al die verschrikkingen het gevolg zijn van macht, ligt het voor de hand om de machtselite hiervan de schuld te geven. En dat gebeurt dan ook op grote schaal.

Wat doen machthebbers? 

Wat is het dat machthebbers doen, en dat ze hun macht geeft? Wat doen ze om ons te dwingen de dingen te doen die zij willen dat we doen? En waardoor we dus niet meer kunnen doen wat we zelf willen doen?
 
Gaan ze met een pistool langs alle deuren in het land om onder doodsbedreigingen iedereen te dwingen te doen wat zij willen? Schieten ze mensen neer die ongehoorzaam zijn? Halen ze ongehoorzame mensen uit hun huizen en sluiten ze die vervolgens op? Komen ze bij jou en mij aan de deur om onze bezittingen te roven?  

Nee. Ze komen niet eens van hun plek. Ze blijven gewoon in hun paleis, villa of regeringsgebouw zitten.  

Toch zijn stelen, doden en andere vormen van vrijheidsberoving, onlosmakelijk verbonden met macht. De hele menselijke geschiedenis staat er bol van. Alleen, machthebbers doen dat niet zelf, maar laten het anderen doen.  

Ze blijven zelf lekker zitten waar ze zitten en laten het vuile werk over aan hun gehoorzame belastingambtenaren, politieagenten, en soldaten. Belastingambtenaren, politieagenten en soldaten die de gangbare norm onder de bevolking weerspiegen. Gehoorzame individuen die deel uitmaken van hetzelfde volk dat zich door de machthebber laat onderdrukken en beroven.  

Zelf raken machthebbers nooit een wapen aan, en slaan nooit iemand persoonlijk in de boeien.  

Geloven 

Machthebbers beperken zich tot dingen zeggen. En machthebbers hebben daarom pas macht als de dingen die ze zeggen, geloofd worden. Pas als die dingen geloofd worden, zullen mensen bereid zijn de orders op te volgen.

Een machthebber heeft macht omdat hij het vermogen heeft anderen de door hem gewenste dingen te laten doen. Zelf doet hij niets. Tenminste, niets anders dan dingen zeggen. 

In die zin was bijvoorbeeld Hitler geen misdadiger. Hij heeft zelf nooit iemand doodgeschoten, of gevangen gezet. Het waren degenen die hem geloofden en daarom zijn bevelen opvolgden die dat deden. Het waren degenen die bereid waren de misdaden werkelijk uit te voeren, die Hitler macht gaven. Uitsluitend door hem te geloven en daarom zijn orders op te volgen.  

Bankiers hebben uitsluitend macht omdat wij geloven dat het door hen ter beschikking gestelde geld waarde heeft. Ze doen niets anders dan zeggen dat geld waarde heeft, en omdat wij dat geloven, willen we dat geld hebben en daarom heeft het waarde. En omdat zij de controle hebben over geld, hebben ze daarmee de controle (en dus macht) over ons. Niet om wat zij zeggen, maar om wat wij geloven. 

Politici hebben alleen macht omdat wij geloven wat ze zeggen. Omdat wij geloven dat ze ons vertegenwoordigen en dat ze verantwoordelijkheid voor ons nemen. Daarom blijven wij aan ze gehoorzamen en alleen daarom hebben ze daadwerkelijk macht over ons. Niet om wat zij zeggen, maar om wat wij geloven. 

Strikt genomen doen machthebbers dus niets misdadigs. Ze zeggen alleen dingen. Dingen die wij geloven. Als wij ze niet zouden geloven, dan zouden ze geen enkele macht hebben en zouden ze dus geen machthebber zijn. 

Uiteindelijk leidt ons geloven van de leugens en onwaarheden die de machthebber vertelt, tot onze onvrijheid. Een leugen heeft immers uitsluitend effect als die leugen geloofd wordt. 

Vrijheid 

In vrijheid willen we kunnen zeggen wat we willen.

En dat is precies wat machthebbers doen. Ze zeggen dingen. En daarmee doden of beschadigen ze zelf niemand. Dat doen anderen. 

De enige rechtvaardiging om machthebbers gevangen te zetten of te doden, zou dus zijn om hetgeen ze zeggen.  Dat we zouden vinden dat ze het verkeerde zeggen en dat we vinden dat dit niet mag.  

Maar dat zou dan inhouden dat we vinden dat we zelf wel vrij moeten zijn om te mogen zeggen wat we willen, maar machthebbers niet. 

Als we vinden dat machthebbers aansprakelijk gehouden moeten worden voor hetgeen ze zeggen, dan zou dat dus voor ons ook moeten gelden. Dan zou er iemand moeten zijn die de uitspraken van alle mensen (dus inclusief die van jou en mij en machthebbers) controleert.  

En dat zou die iemand weer tot de machtigste mens ter wereld maken. De bestaande machthebbers zouden al hun macht verliezen. Ze zouden die macht volledig overdragen aan de controleur want die bepaalt dan immers wat ze wel of niet mogen zeggen. 

Anders gezegd: als we vinden dat vrijheid een groot goed is, dan moet dat voor iedereen gelden. Iedereen moet dan kunnen zeggen wat hij wil. Anders zou er iemand moeten zijn die bepaalt wie mag zeggen wat hij wil, en wie niet. Dat zou betekenen dat iedereen van diegene afhankelijk is. En dat iedereen dan onvrij zou zijn.

Als we vrijheid willen, dan moet iedereen dus kunnen zeggen wat hij wil. En of hetgeen gezegd wordt, geloofd word of niet, is helemaal aan degenen die het al of niet geloven. 

Machthebber moeten dus, net als wij, de vrijheid hebben om te zeggen wat ze willen. Hun macht bestaat niet uit hetgeen ze zeggen, maar uit ons geloven van hetgeen ze zeggen. Wij (de gelovende niet-machthebbers) zijn vervolgens degenen die hun wensen daadwerkelijk ten uitvoer brengen.  

Verantwoordelijkheid  

En daarmee zijn wij (de niet-machthebbers) verantwoordelijk en aansprakelijk voor zowel de misdaden (wij voeren ze immers uit), als de macht van de machthebber, als onze eigen onvrijheid.  

Het zijn dus niet de orders die tot de werkelijke misdaden en onvrijheden leiden, maar het is het gehoorzamen aan die orders dat daartoe leidt.  

De enige manier om eindelijk de verschrikkelijke gevolgen van macht, die de mensheid al zo lang teisteren, te stoppen, is op te houden die macht te voeden en in stand te houden, en dat kan alleen door te stoppen met geloven en gehoorzamen. 

Iedereen is verantwoordelijk voor hetgeen hij zelf doet. Omdat wij (de niet-machthebbers) degenen zijn die uitvoeren wat de machthebber zegt (aan hem gehoorzamen), zijn wij verantwoordelijk voor de resultaten daarvan. Niet de machthebber. Die zegt alleen wat. En daarin is hij (net als jij en ik) vrij.

Voor vrijheid is het nemen van eigen verantwoordelijkheid dus absoluut noodzakelijk. Zolang we blijven geloven dat machthebbers daarvoor verantwoordelijk zijn, en de beschuldigende vinger naar hen wijzen in plaats van naar onszelf, hebben ze macht. We bevestigen daarmee dat we vinden dat wij afhankelijk van ze zijn. En daarmee creëren we dus onze eigen onvrijheid.  

En of we iets al of niet geloven, daarin zijn we volkomen vrij. Pas als we geloven dat we onvrij zijn (als we geloven dat we moeten doen wat de machthebber wil, en het daarom dus doen) zijn we werkelijk onvrij. Dat is simpelweg het gevolg van ons eigen geloven en daarvoor zijn we dus zelf verantwoordelijk. Niet de machthebber. 

Daarom kun je zeggen: 

Onvrijheid is niets meer dan onvoldoende besef van vrijheid


 

vrijdag 24 augustus 2012

Korte cursus politicus

Met de verkiezingen voor de deur staat er weer een hele lichting nieuwe toppolitici klaar om het hoogste podium van de landelijke politiek te betreden. Graag wil ik daarom onze aanstaande leiders deze korte cursus politicus aanbieden.



Binnenkort neemt u zitting in de 2e kamer en wordt u dus toppoliticus. Het beroep van politicus kan u vele voordelen bieden en is niet moeilijk. Om van de voordelen te kunnen genieten, doen aanstaande regeerders er echter goed aan om enkele belangrijke voorwaarden en principes te kennen. Hieronder treft u de belangrijkste aan.







1- Neem nooit verantwoordelijkheid

U als politicus gaat de regels maken. En uiteraard moet iedereen zich aan uw regels houden. Om die regels door het aan u ondergeschikte volk geaccepteerd te krijgen, moet u uitleggen waarom die regels in het voordeel zijn van diezelfde ondergeschikten. Vervolgens dwingt u, dreigend met straffen, het naleven van uw regels af.

U zult snel merken dat uw regels nooit in het voordeel zijn van de ondergeschikten (dat is ook niet de bedoeling van regels) en het gebeurt met enige regelmaat dat die ondergeschikten daar ook achter komen.

Het is dan geen probleem om toe te geven dat de regels niet in orde waren, maar het is van vitaal belang dat u nooit toegeeft dat u een fout gemaakt hebt. Als u politicus wilt blijven dan moet u afzien van het nemen van iedere vorm van verantwoordelijkheid. U geeft simpelweg iemand anders de schuld of beroept u op "overmacht" en stelt vervolgens nieuwe regels op die even nadelig zijn voor de ondergeschikten (of liever: nog erger). U zult er verbaasd over staan hoe gemakkijk dit is.

Merk daarbij op dat collega's die (gedwongen; uit zichzelf zullen ze het niet doen als ze slim zijn) verantwoordelijkheid nemen, ogenblikkelijk hun verworven positie verliezen.

2- Lieg

De mensen hebben u niet nodig. U hebt de mensen nodig. Zonder hen kon u geen politicus zijn, en dan verloor u uw positie. Het is echter van groot belang dat de mensen deze waarheid niet kennen. Uw bestaansrecht is gebaseerd op de leugen dat de mensen u nodig hebben. Om dat bestaansrecht te behouden, dient u voortdurend te liegen.

Waarheid is uw grootste vijand en daarom mag u alleen iets waars zeggen als dat uw leugens dient. U kunt bijvoorbeeld zeggen dat Nederland een land is waar betrekkelijk veel oudere mensen wonen. Dat is waar, en die waarheid kunt u gebruiken om te zeggen dat uw volk daarom meer belasting moet betalen omdat die oude mensen vervelende, nutteloze, zieke, geldverslindende individuen zijn. En dat is natuurlijk niet waar. Uw werkgever, de staat, heeft immers van niemand meer geld ontvangen dan van mensen die, hun lange leven lang, het grootste deel van hun inkomen hebben afgestaan aan uw baas.

Het is maar een voorbeeld, maar u snapt het wel. Zo niet, dan raad ik u aan een ander beroep te kiezen.

U dient als politicus dus voortdurend te liegen, wilt u kans maken op een beetje een vruchtbare carrière. Als uw leugens zo nu en dan uitkomen, is dat geen probleem. De mensen zijn immers al eeuwen gewend aan politiek en denken daarom dat liegen gewoon bij het beroep van politicus hoort.

Omdat waarheid uw grootste vijand is, dient u ervoor de zorgen dat u waarheid altijd belachelijk maakt, zodat iedereen er hartelijk om kan lachen. Lachen is immers gezond.

Om effectief te kunnen liegen - dat wil zeggen liegen met het door u gewenste resultaat - zult u over de zaken waarover u liegt, zelf wel enige waarheid moeten kennen. Dit is eigenlijk het enige punt dat het vak van politicus soms bemoeilijkt, maar met een beetje doorzettingsvermogen gaat het u waarschijnlijk wel lukken.

3- Denk strategisch

U hebt als politicus alleen bestaansrecht als u belooft om de dingen die niet in orde zijn, in orde te maken. Mensen gedogen uw bemoeiingen namelijk alleen als ze geloven dat u met uw beleid dingen zult 'verbeteren'.

Dat zal nooit gebeuren en daarom moet u de aandacht van de mensen altijd gericht houden op een 'betere' toekomst, zodat ze de resultaten van uw beleid niet opmerken. Er komt namelijk een moment waarop de gevolgen van uw eerdere leugens zichtbaar kunnen worden in het heden en u wilt niet dat dit u aangerekend wordt. Zie hiervoor ook punt 1.

Uiteraard mag u nooit daadwerkelijk succesvol zijn en uw voorgestelde doelen bereiken. U zou uzelf dan overbodig maken. Doordat uw beleid (uw strategie) nooit de gewenste resultaten oplevert, blijven de dingen niet in orde en blijft u dus nodig om ze alsnog in orde te maken. U belooft vervolgens dat te doen, maar doet het niet. Zo blijven de dingen niet in orde en blijft men denken u nodig te hebben.

Al eeuwenlang geloven mensen dat nieuwe politici het deze keer wel in orde zullen maken. Dit gebeurt uiteraard nooit. Het is wellicht merkwaardig dat de mensen dit blijven geloven terwijl de beloofde resultaten altijd uitblijven, maar zo werken mensen blijkbaar. Maak u hierover geen zorgen.

In sommige gevallen helpt het ook om dingen die wel in orde zijn, te saboteren. Zo creëert u problemen, en als er problemen zijn zullen de mensen u vragen om ze op te lossen. U kunt zo eenvoudig uw positie bestendigen.

4- Doe niets

U als politicus hoeft niets te doen. Het is zelfs beter als u niets doet want als u wel iets doet kunt u voor het resultaat aansprakelijk gehouden worden (zie punt 1). Een goed politicus doet dus zelf niets, maar laat anderen de door hem gewenste dingen doen. Bedenk daarbij dat geen van de grote machthebbers uit de geschiedenis (neem er een in gedachten; eentje met een markante beharing op de bovenlip en een doordringend stemgeluid, volstaat prima) ooit zelf iemand gevangen gezet of gedood heeft. Hij liet anderen dat doen.

Het is niet uw taak als politicus om zelf iets te doen. Het is uw taak om anderen te laten geloven dat het opvolgen van uw bevelen in hun voordeel is, zodat ze het ook daadwerkelijk gaan doen. Uiteraard is dat niet werkelijk in hun voordeel, maar in uw voordeel. Zie hiervoor ook punt 2.

5- Heb rijke vrienden

Van politiek wordt u niet echt rijk. Toch hebt u ervoor gekozen om politicus te worden en dat hebt u niet voor niets gedaan. Wilt u een beetje profijt hebben van uw keuze, dan is het noodzakelijk dat uw vrienden goed voor u zorgen. Eén van de mooie kanten van het vak is dat het heel gemakkelijk is om rijke vrienden te krijgen. U maakt immers de regels en rijke mensen staan erom bekend dat ze uiterst royaal kunnen zijn als die regels hun belangen dienen. Denk dus bij het maken van regels altijd aan de belangen van uw rijke potentiële vrienden, en uw leven zal lange tijd aangenaam comfortabel zijn.

Uw titel is 'volksvertegenwoordiger' maar het is van belang dat u het volk niet dient, noch vertegenwoordigt. U vertegenwoordigt uw rijke vrienden, en het is uw taak om het volk uw rijke vrienden te laten dienen, zodat uw rijke vrienden u dienen.

6- Creëer angst en schaarste

Mensen hebben eigenlijk niet zulke bijzondere verlangens. De meeste mensen willen voornamelijk voor zichzelf en hun dierbaren kunnen zorgen. Door ervoor te zorgen dat dit voor de mensen moeilijk gemaakt wordt, blijft de aandacht van die mensen voortdurend gericht op overleven.

Door het creëren van schaarste zullen ze steeds veel harder moeten werken dan nodig is. Voor het creëren van de gewenste schaarste is het hebben van rijke vrienden (zie punt 5) een belangrijk voordeel. Door hen te bevoordelen krijgen ze de gelegenheid om op de rest van de mensen te parasiteren en zo ontstaat de schaarste.

Maak daarnaast mensen bang voor elkaar. Vertel voortdurend dat het wemelt van onverantwoordelijke criminelen, zowel in binnen- als buitenland. Zeg dat u de verantwoordelijkheid neemt om de mensen hiertegen te beschermen (zie punt 1 en punt 2).

Het creëren van angst en schaarste levert verschillende voordelen op. Ten eerste zullen de mensen angst en schaarste als probleem ervaren. U kunt uzelf dan opwerpen als de oplosser hiervan (natuurlijk niet werkelijk, maar zie hiervoor weer punt 2 en punt 3).

Ten tweede willen mensen het liefst voor zichzelf en hun dierbaren zorgen. Indien ze dat werkelijk zouden doen, dan zou iedereen voor iedereen zorgen, en dan hebben ze u niet meer nodig. Dit kan uiteraard niet worden toegestaan.

Angst en schaarste leiden de mensen af van hetgeen ze werkelijk drijft: liefde voor elkaar. Het is van het grootste belang dat mensen dit niet doorkrijgen anders wordt u overbodig. Door ze hun aandacht voortdurend op overleven te laten houden, blijft u in het zadel. Zorg er daarom voor dat mensen niet beseffen dat ze van elkaar houden, maar elkaar bestrijden (beconcurreren) omdat ze denken dat dit nodig is.

7- Lieg tegen uzelf

U beseft goed dat uw macht gebaseerd is op uw leugens. Wanneer u dit niet begrijpt kunt u beter geen politicus worden. Toch is het ook voor u lastig om uzelf iedere ochtend in de spiegel te begroeten als u daar steeds het beeld van een leugenaar ziet. Lieg daarom ook tegen uzelf.

Zeg daarom tegen uzelf: 'Mijn macht is goede macht, want ik ben goed!'
Zeg tegen uzelf: 'Ik snap dat mensen creperen onder mijn beleid en dat niet iedereen dat leuk vindt, maar ik ben verantwoordelijk voor het grote geheel en moet soms harde maatregelen treffen om het goede te bereiken'.

U kunt vast nog wel enkele andere leugens verzinnen die u uzelf kunt laten geloven. Zo wordt uw bestaan minder onaangenaam en kunt het langer in het door u gekozen vak volhouden.

8- Tenslotte

Het vak van politicus is niet echt moeilijk en stelt eigenlijk geen bijzondere eisen aan u. Wel is het handig om een goed geheugen te hebben. Wanneer u uw eerdere leugens kunt onthouden kunt u consistenter liegen en dan wordt u gezien als een politicus met ruggengraat. Daarnaast moet u kunnen onthouden wanneer u bepaalde zaken vergeten dient te zijn. Zie hiervoor punt 1.

U zult op den duur zeker ongelukkig worden, maar u moet er iets voor over hebben. En bovendien, wie kan er nou werkelijk gelukkig zijn in een gecorrumpeerde, door leugens geregeerde wereld als deze...?

Ik wens u veel succes in uw nieuwe functie!



maandag 7 mei 2012

De bedrijfsstrategieën der menshouderij


Door de steeds verder groeiende 'crisis' vragen mensen zich hoofdschuddend af hoe het toch mogelijk is dat de beleidsmakers fout op fout blijven stapelen. Fouten die vervolgens altijd 'gerepareerd' moeten worden, en die reparaties gaan altijd ten koste van de belangen van de bevolking. Maar tegelijkertijd werken ze altijd in het voordeel van de steeds rijker en machtiger wordende rijken en machtigen. Zo ook bij deze 'crisis'. Zou dat werkelijk toeval zijn? Of is er sprake van een 'complot'?

Sinds de crisis in 2008 de kop opstak, is er gebrek aan geld. Momenteel is de hele westerse wereld in de ban van geldschaarste. Ieder land en iedere burger heeft te weinig en moet een groter deel van de opbrengst van hun arbeid inleveren om 'erger te voorkomen'. Toch is sindsdien de totale hoeveelheid geld die in omloop is niet verminderd. In tegendeel.

Dat geld is dus niet 'verdampt', maar in andere handen overgegaan. Omdat 99,9% (of meer) van de bevolking een toenemend tekort ervaart, moet dat geld dus in handen gekomen zijn van de resterende 0,1% (of minder). De crisis dient dus het belang van een kleine groep; een kleine elite.

Het is altijd een perceptie van 'belang' die ten grondslag ligt aan een verdeeldheid. Zodra er sprake is van belang, is er sprake van tegengesteld belang en dus van verdeling: ons belang is anders dan hun belang. En zodra er een belangenverschil ontstaat, ontstaan ook de benodigde strategieën om die belangen te behartigen.

Eén van de meest essentiële verdelingen binnen de mensheid is de verdeling tussen de machtselite en het volk. Een (in aantallen) kleine machtselite profiteert al eeuwen in toenemende mate van de opbrengsten van de arbeid van dat volk. En om dat mogelijk te maken, heeft die elite in de loop der tijd allerlei systemen uitgedacht.

Het volk komt immers niet uit zichzelf de opbrengsten van haar arbeid aan de voeten van die elite leggen. Dat volk wil bij voorkeur zelf genieten van de vruchten van haar eigen arbeid. En dat is tegengesteld aan het belang van de elite die van diezelfde vruchten wil genieten, zonder ervoor te hoeven werken.

Die elite gebruikt daar strategieën voor. Net zoals een bedrijf, of een bedrijfstak, strategieën bedenkt om haar belang te dienen. En eigenlijk is die machtselite niets meer dan een bedrijfstak. Net zoals bijvoorbeeld de varkenshouderij een bedrijfstak is, en strategieën verzint om steeds efficiënter gebruik te maken de opbrengst van varkens. De bedrijfstak van de machtelite zou je de 'menshouderij' kunnen noemen.

En net zo min als de varkenshouderij tegen varkens samenzweert, zweert de elite samen tegen de mensheid. Het is een strategie. Meer niet. Dus geen complot, geen samenzwering, maar een strategie die een belang moet behartigen. Een belang dat tegengesteld is aan het belang van het volk.

Het is in het belang van de machtselite om zoveel mogelijk macht te verkrijgen over het volk. Zodat dat volk daadwerkelijk doet wat die elite wil. Het is hun werk, hun ambacht. Een ambacht dat al vele eeuwen geleden deze beroepsgroep heeft afgesplitst van de rest van de mensheid. Een beroepsgroep met een geheel eigen belang en een geheel eigen cultuur en met compleet eigen vaardigheden, die al generaties lang van vader op zoon overgedragen worden.

Het is een succesvolle bedrijfstak. En dat succes heeft de elite te danken aan succesvolle strategieën. En uiteraard werkt een strategie efficiënter als de concurrerende partij die strategie niet doorheeft. Vandaar dat strategieën altijd zoveel mogelijk geheim gehouden worden (dat geldt voor iedere branche).

De strategieën konden succesvol zijn doordat de concurrentie (wij, het volk) ze niet doorzag. Het in de lucht houden van strategieën door geheimhouding en het verkondigen van onwaarheden en daarmee het genereren van verwarring, is een strategie op zichzelf geworden.

Het opkopen van de media, die vervolgens gebruikt konden worden om de achterliggende strategieën te kunnen uitvoeren, is een uiterst slimme zet geweest van deze menshouderijbranche. Het heeft de concurrentiepositie van de branche ten opzichte van het volk enorm versterkt. En hoe sterker de concurrentiepositie, hoe meer middelen beschikbaar komen en hoe gemakkelijker het wordt om die positie nog verder te versterken.

Omdat alle trends en tendensen die worden toegeschreven aan 'conjunctuur', 'fouten', 'toeval' en andere argumenten van overmacht, altijd ten koste gaan van het volk en altijd de machtelite enorme voordelen opleveren, kun je niet anders dan inzien dat de strategieën werken. Die trends kunnen daarom niet ontstaan zijn door overmacht, door toeval of door wat dan ook. Het zijn gewoon de resultaten van succesvolle strategieën.

De strategieën die tegen ons worden ingezet, werken omdat we ze niet begrijpen. Om ze onschadelijk te maken, is er dus niets anders nodig dan ze te doorzien. We zijn natuurlijk niet aanwezig in de kamers waar ze worden uitgedacht, dus rest ons geen andere mogelijkheid dan te kijken naar wat men doet. Hoe men handelt dus.

De menshouderijbranche bewandelt vele strategieën. Eén ervan is het genereren van de illusie van verdeling; concurrerende landen, concurrerende politieke stromingen, concurrerende bedrijven. Ik noem dat horizontale concurrentie. Maar de uiteindelijke, werkelijke concurrentie is altijd de concurrentie tussen de machtselite en het volk, met als inzet de opbrengsten van de arbeid van dat volk. Dat noem ik verticale concurrentie en het is de enige werkelijk bestaande concurrentie. Alle strategieën van de menshouderijbranche zijn daarop gericht.

En als je er op die manier naar kijkt, dan zie je hoe perfect alles verloopt. Hoe het ambacht der menshouderij in de loop der tijd op basis van voortschrijdend inzicht steeds verder verfijnd is. Hoe alles volgens plan verloopt. Iedere verandering, iedere tendens, iedere technologie, ieder beleid en iedere crisis levert precies de gewenste resultaten op voor de steeds rijker en machtiger wordende branche der machtselite. En we zijn nu in fase terechtgekomen waarin wij (het volk) bijna weggeconcurreerd zijn. In de beslissende eindfase.

Er zijn voor ons nog maar twee opties: of we negeren de manipulaties van de beroepsgroep der machtselite volledig en laten ons er niet langer door misleiden, of we moeten ons gewonnen geven en worden volledig ingelijfd. Om voor het eerste te kunnen kiezen, is het noodzakelijk dat we de strategieën als strategieën herkennen. Zodra we dat doorzien, dan begrijpen we dat de inzet uitsluitend onze eigen arbeid betreft, en dat we die elite (die zelf niets bijdraagt) dus in het geheel niet nodig hebben.

Maar zolang we iedereen die een strategie als zodanig herkent ridiculiseren en buitenspel zetten als complotfantast (een kwalificatie die door de machtsbranche zelf de wereld in geholpen is), dan hebben onze houders de vrije hand.

De keuze is werkelijk aan ons.

zaterdag 14 april 2012

Identiteit


Wij mensen beleven ons leven alleen maar in onze beleving. Daar speelt ons hele leven zich af. Wat je niet beleeft, beleef je niet. En wat je niet beleeft, lijkt daarom niet te bestaan. Omdat ieders verzameling van beleefde dingen anders is, is ieders beleving van hetgeen er bestaat, en dus van het leven, verschillend.

Onze beleving bestaat uit twee onderdelen: dat wat we waarnemen, en dat wat we denken. En die twee onderdelen zijn hecht met elkaar verbonden.

Om dingen te kunnen waarnemen, moeten we met die dingen geconfronteerd worden. We moeten ze tegenkomen op ons levenspad. Pas als ze binnen het bereik van onze zintuigen (al dan niet verlengd met technische hulpmiddelen) komen, als we ze kunnen horen, zien, proeven, voelen of ruiken, dan pas kunnen we ze waarnemen. Sommige mensen geloven in een zesde zintuig, de intuïtie, maar ook dat is dan een zintuig dat pas iets oppikt als het ermee geconfronteerd wordt.

Zintuiglijke waarneming door confrontatie is daarmee het ruwe bouwmateriaal voor onze beleving. Het bouwwerk van onze levensbeleving wordt echter in elkaar gezet door onze gedachten. Onze gedachten stapelen onze zintuiglijke waarnemingen op en maken er een bouwwerk van. En vervolgens nemen we dat bouwwerk weer waar, en daarmee beleven we dus onze eigen constructie.

Omdat er oneindig veel zaken zijn die we zintuiglijk kunnen waarnemen, en omdat ieders pad langs verschillenden dingen leidt, is het ruwe materiaal van iedereen anders. Iedereen beschikt over een andere verzameling bouwstenen om zijn beleving mee op te bouwen. En omdat het beeld van hetgeen er bestaat, bepaald wordt door hetgeen we beleven, zal iedereen een ander beeld hebben van wat er wel of niet bestaat. En daarom zal iedereen er anders over denken.

En met die gedachten maken we allemaal onze eigen constructie, onze eigen beleving van ons leven. En omdat we voortdurend geconfronteerd worden met andere mensen, worden we ook voortdurend geconfronteerd met verschillende constructies. Iedereen heeft een andere levensbeleving, en dat merken we op. Ook dat beleven we dus. We beleven daardoor dat we allemaal verschillend beleven. En omdat onze eigen beleving bepaalt wat er lijkt te bestaan, lijkt het alsof iedereen een ander bestaan heeft. Hij lijkt alsof iedereen verschillend IS.

We merken verschil op tussen IK en alle anderen. En dat verschil leidt tot de beleving uniek te zijn. We zijn als niemand anders; ik ben niet jij. Tenminste, niet helemaal. Maar wat zijn we dan wel? Omdat niemand hetzelfde is, bestaat er geen mogelijkheid om een voorbeeld te vinden; een ander die precies zo is als ik, en die ik kan waarnemen om mezelf zo te leren kennen. We kunnen onszelf dus niet leren kennen door ons evenbeeld te bestuderen.

De enig overgebleven mogelijkheid is dus onszelf te leren kennen op basis van de verschillen met alle anderen. Anders gezegd: we kunnen onszelf alleen identificeren door waar te nemen in hoeverre we verschillend zijn van anderen. Om die reden kunnen we onszelf alleen leren kennen, identificeren, in relatie tot andere mensen. En dat kan alleen op basis van het waargenomen verschil tussen 'ik' en de rest. Om te kunnen weten wie je bent - wat je identiteit is - zul je aandacht moeten geven aan het verschil tussen jou en de anderen.

Identiteit is dus niets meer dan verschil. Identiteit bestaat daarmee uit weten wat je niet bent. En omdat we ons leven (en dus onszelf) uitsluitend beleven in onze beleving, is onze beleving van wat we niet zijn, bepalend voor wat we denken wel te zijn. Het zijn daarmee de dingen die we niet beleven, die bepalend zijn voor wat we wel beleven, en dus voor het vaststellen van onze identiteit.

Wanneer we allemaal alles zouden beleven, dan zou iedereen alles beleven, en dan zou er geen verschil, en dus geen identificatie meer mogelijk zijn. Hoe meer beleving, hoe meer overlap van de eigen beleving met die van anderen, hoe minder beleving van verschil.

Dat houdt dus in: hoe minder we beleven, hoe meer verschil we beleven en hoe meer gevoel van identiteit we hebben. Hoe minder we beleven, hoe meer verschil met anderen, hoe sterker de identificatie, hoe sterker het gevoel van IK.

Mensen willen graag prettig leven. En omdat de beleving van ons leven zich uitsluitend afspeelt in onze beleving, willen we die beleving dus zo aangenaam mogelijk maken. Hoe we dat proberen te doen, wordt bepaald door onze WIL. En onze WIL bestaat uit gedachten. Het is de verzameling gedachten die de ruwe bouwstenen van onze zintuiglijke waarnemingen opbouwt tot onze beleving, en dus tot ons leven, en dus tot ons eigen unieke zelf. Tot onze identiteit.

Onze wil maakt een vooropgezet plan van hoe we ons leven willen beleven, in de veronderstelling dat dit de (voor ons) prettigste beleving van ons eigen leven, van wie we zijn, van onze identiteit zal zijn.

En omdat die identiteit wordt gedefinieerd door wat we niet zijn, bestaat onze wil uit wat we niet willen. Het is wat we niet willen beleven, dat bepaald wordt door onze wil. De wil bestaat daarmee uit het uitsluiten van beleving. Het is dus onze gedachte over hetgeen we niet willen beleven, die bepaalt wat we willen. En omdat we daarmee beleving uitsluiten, beleven we dingen niet. Hoe meer we willen, hoe minder we beleven. Maar leven is beleven.

Omdat ons leven zich uitsluitend afspeelt in onze beleving, leven we minder als we minder beleven. Anders gezegd: hoe meer we willen, hoe minder we beleven en hoe minder we dus leven.

Maar ook: hoe minder we beleven, hoe groter het verschil met de beleving van andere mensen en dus hoe sterker de identificatie. Die bestaat nou eenmaal uit verschil. Dus: hoe meer IK, hoe minder beleven, hoe minder leven. Identificatie leidt dus tot verarming, verschraling van ons leven.

Omdat identiteit gebaseerd is op uitsluiten van beleving, willen we ook liever niet geconfronteerd worden met de identiteit van andere mensen. Want dan zouden we met onze uitgesloten beleving geconfronteerd kunnen worden, en hem zo alsnog beleven, en dat willen we niet. We verzamelen daarom mensen om ons heen die vergelijkbare dingen uitsluiten uit hun beleving als wij zelf doen. Mensen met een vergelijkbare identiteit. Vergelijkbare identiteit die bestaat uit vergelijkbare uitsluiting van beleving. We noemen dat 'onze groep' of gewoon 'wij'.

En zo ontstaat er een groepsidentificatie die (net als ik-identificatie) gebaseerd is op uitsluiten. Mensen met een andere identiteit worden geweerd uit de groep, of worden aangevallen. En dat maakt verdediging tegen andere groepen noodzakelijk, en dus leiders en dus machtsongelijkheid etc.

Identiteit is dus gebaseerd op uitsluiten. In het collectief is dat goed terug te zien: iedere vorm van identificatie leidt tot uitsluiten. Een paspoort bijv. is niet bedoeld om mensen toegang te geven tot een ander land, maar om mensen die geen paspoort hebben uit te sluiten van die toegang. Wanneer toegang tot andere landen het werkelijke doel zou zijn, dan zou afschaffen van identiteitspapieren de beste oplossing zijn. Dan zou iedereen immers toegang tot elk land hebben.

De 'ik-identificatie' leidt dus tot uitsluiten van beleving, en dus tot uitsluiten van bewustzijn. Wat je niet beleeft lijkt niet te bestaan, en van wat niet bestaat kun je je niet bewust zijn. Volledig bewustzijn leidt dus tot het verdwijnen van identificatie, tot verdwijnen van het IK.

Het Boeddhisme verwoordt dat mooi in het begrip Nirvana dat zowel verlichting als volledig bewustzijn als verdwijnen betekent, maar ook in andere oude geschriften (zoals de Bijbel) kun je het terugvinden.

Het menselijk lijden bestaat uit het verschil tussen de beleving en de wil. Mensen lijden als ze andere dingen beleven dan ze willen beleven. En omdat de wil uit uitsluiten bestaat, lijden mensen dus als ze dingen beleven die ze liever hadden willen uitsluiten. Ook hierover heeft het Boeddhisme een mooie uitspraak: 'Begeerte (dingen willen) is de bron van alle lijden'.

Onze beleving (en dus ons leven) bestaat uit een combinatie van waarneming en wil. Hoe groter het aandeel waarneming, hoe kleiner het aandeel wil. En hoe minder wil, hoe meer beleving en dus hoe meer leven. Hoe meer leven, hoe minder verschil met anderen en dus hoe minder identificatie. Hoe minder identificatie hoe minder wil en dus hoe minder verschil tussen beleving en wil en dus hoe minder lijden.

Identificatie leidt dus niet alleen tot beperkt leven, maar ook tot een onprettige beleving van het overgebleven leven.

Mensen willen dingen omdat ze denken daarvan gelukkiger te worden. Dat is dus een vergissing. Anders gezegd: wil leidt tot identificatie en identificatie leidt tot uitsluiten en uitsluiten tot het verdwijnen van beleving. En leven is beleving.

Identificatie zou je daarmee virtuele, partiële zelfmoord kunnen noemen.


donderdag 12 januari 2012

Wat is geld?





Geld

Geld is in principe een heel handige en nuttige uitvinding. Het zorgt ervoor dat de verschillende vaardigheden en inspanningen (vaardigheid + inspanning = arbeid) van mensen uitwisselbaar worden. Zet tegenover een inspanning een universeel ruilmiddel, en iedereen kan zijn eigen inspanning ruilen tegen de inspanning van een ander, naar keuze. Geld zou, in die zin, dus keuze en vrijheid moeten brengen.



Waarde

In deze tijd denken de meeste mensen dat geld waarde heeft. Dat is een vergissing. Geld heeft geen waarde, maar het biedt toegang tot waarde. Tenminste, als het goed is. Maar het is niet goed. In ieder geval, niet meer.

Het enige van waarde waartoe iedereen toegang wil hebben, is elkaars arbeid. Alle producten en alle diensten waarover we maar zouden willen beschikken, bestaan nergens anders uit dan uit arbeid van mensen. Arbeid is het enige dat dingen of diensten ruilwaarde geeft. Grondstoffen zijn immers door de natuur gegeven en dus gratis. Pas als er arbeid aan wordt toegevoegd (door ze bijvoorbeeld op te graven) krijgen ze ruilwaarde.

In die zin bestaan er eigenlijk uitsluitend diensten. Een brood bijvoorbeeld, is niets meer dan een verzameling diensten. Diensten zoals: het verbouwen en oogsten van graan, het malen ervan, het maken van deeg, het bakken van het brood, het vervoeren naar de winkel etc. Het verlenen van een dienst is arbeid.

De prijs van ieder product en iedere dienst bestaat nergens anders uit dan uit arbeid (plus winst - zie voetnoot*). Geld moet dus (als het goed is) toegang bieden tot arbeid van anderen. En arbeid is niets meer dan vaardigheid + inspanning (= (ruil)waarde).

Geld is een tegoedbon voor arbeid van anderen, en die tegoedbon verkrijg je door zelf arbeid te leveren. Je levert arbeid, krijgt een tegoedbon, en daarmee kun je arbeid van anderen kopen. Eigenlijk is het een heel eenvoudig administratiesysteem. Dat is het idee, en dat is eigenlijk alles. Als het goed is. Of eigenlijk moet ik zeggen: als het goed zou zijn.

Ruilsysteem

Om over een keuze uit alle arbeid (= waarde) te kunnen beschikken, is een ruilsysteem noodzakelijk. Zonder zo'n systeem zou je alleen je arbeid kunnen ruilen met mensen die je kent, en jouw arbeid alleen kunnen ruilen tegen de arbeid die deze mensen beschikbaar stellen. Ben je metselaar en je buurman heeft een muurtje nodig, maar je buurman beschikt niet over vaardigheden waaraan jij behoefte hebt, dan loop je vast.

Om in ruil voor onze arbeid te kunnen beschikken over een keuze uit alle mogelijke vaardigheden en inspanningen van anderen, is een systeem noodzakelijk. Geld is zo'n systeem.

Technologie

Geld is daarmee niets meer dan een technologie. En zoals iedere technologie, moet ook deze technologie het voldoen aan een menselijke behoefte mogelijk of gemakkelijk maken. Een behoefte faciliteren. Precies zoals de technologie auto de behoefte aan verplaatsing faciliteert.

Bij geld is die behoefte: toegang tot elkaars waarde (arbeid) mogelijk maken. Geld zou dus een sleutel moeten zijn die toegang verschaft tot de schatkamer van alle menselijke arbeid. Die sleutel heeft zelf geen waarde, maar biedt toegang tot waarde.

De technologie geld is al vele eeuwen oud. Toen het werd bedacht (of ontstond) was het 'state of the art'. Letterlijk een gouden vondst. Het was op dat moment de best mogelijke technologie. Het diende mensen en daarom hebben ze er toen voor gekozen. Maar het is niet meer toen.

Geld als technologie om waarde tussen twee partijen uit te wisselen, is heel efficiënt. En in de loop der tijd is het geworden tot de enig mogelijke technologie om toegang tot waarde te krijgen. Al onze arbeid wordt gewaardeerd in geld, en alle arbeid die we willen hebben, betalen we in geld. Geld heeft in onze tijd het monopolie over ruilen.

Monopolie

Het vervelende is alleen, dat er daarmee een derde partij in het spel gekomen is. En dat is degene die eigenaar is van de technologie. Degene die eigenaar is van de enige technologie die ruilen mogelijk maakt, is daarmee ook monopolist. Hij is de poortwachter via wie iedereen moet gaan om te kunnen ruilen. En dat opent voor hem de weg om op dat ruilen te parasiteren.

In de loop der tijd is de technologie geld stapje voor stapje geconfisqueerd door een derde partij, en die partij noemen we de bancaire sector. De bancaire sector is eigenaar geworden van de technologie, en heeft daarmee het monopolie over de ruilbaarheid van waarde verkregen. Voor ons lijkt geld hetzelfde gebleven, maar de organisatie ervan is in de loop der tijd totaal veranderd. Zodanig veranderd dat de eigenaar van de technologie er steeds gemakkelijker mee kon parasiteren, en zichzelf zo bijna alle waarde kon toe-eigenen.

In plaats van het ruilen te faciliteren, dient de technologie geld nu voornamelijk om parasiteren te faciliteren. En met parasiteren bedoel ik: toegang krijgen tot arbeid van anderen, zonder er zelf arbeid voor in ruil te geven. En dat is precies wat banken doen. De technologie die ons vroeger diende, dient nu dus iemand anders. Het is erin geslopen zonder dat we het in de gaten hadden.

Het is daarom tijd die oude technologie geld eens onder de loep te nemen, en te kijken of het ons nog wel dient. En zo niet, een andere technologie te verzinnen.

Vraag, aanbod

De economische wetenschap is gestoeld op de grootheden vraag, aanbod, schaarste en concurrentie. En economie rekent in geld. Voor economen staat de waarde van iets, gelijk aan de prijs van iets. Dat is een vergissing. Waarde bestaat uit menselijke arbeid, en verder nergens uit.

Menselijke arbeid (waarde) bestaat uit vaardigheid + inspanning. Meer niet. En de totale beschikbaarheid daarvan is altijd een gegeven. Het is het totaal aan vaardigheden en potentiële inspanningen van alle mensen op de wereld die op een moment leven. Dat is altijd het totaal aan beschikbare waarde, op ieder moment. Onafhankelijk van welk systeem of welke (ruil)technologie dan ook. Het is het enige beschikbare ruilmateriaal, en dat is altijd een gegeven. Het bestaat uit alle waarde (arbeid) van alle mensen die op een moment leven.

Hetzelfde geldt voor vraag. De totale vraag bestaat uit de optelsom van alle behoeften van diezelfde mensen. Iedereen is dus zowel aanbieder van waarde, als vrager ervan. Komen er meer mensen, dan stijgt zowel het aanbod als de vraag. Maar de balans blijft altijd hetzelfde.

In die zin kan er dus onmogelijk schaarste bestaan. Meer dan het totaal aan beschikbare waarde kan er niet bestaan, en meer dan de totale vraag kan er ook niet bestaan. Waarde en behoefte bestaat uit mensen, en het totaal van alle levende mensen is op ieder moment een gegeven.

Schaarste

Echte schaarste kan dus niet bestaan. Toch bestaat schaarste wel. Dat is niet het gevolg van gebrek aan beschikbaarheid van waarde, maar is het gevolg van de verdeling ervan. Zodra iemand meer waarde voor zichzelf reserveert dan hij ervoor in ruil geeft, ontstaat er ergens schaarste. Een ander moet dan immers meer waarde leveren dan hij ervoor in ruil krijgt.

Dat verschil heet winst. Winst is dus het verschil tussen wat iemand krijgt voor het maken van een product (loon), en wat hij ervoor moet betalen om het te kunnen kopen (prijs). Die winst komt niet ten goede aan de maker (degene die de arbeid levert) of aan de koper, maar aan de winstmaker. Winst is de enige bron van rijkdom en daarmee ook van armoede.

Anders gezegd: armoede van de één bestaat nergens anders uit dan uit de rijkdom van de ander. Hoe kleiner en rijker de groep rijken, hoe groter en armer de groep armen. En voor die grote groep armen, is schaarste dan de realiteit. Maar niet omdat er werkelijk schaarste is, maar omdat het systeem ze uitsluit van de toegang tot de waarde die ze zelf leveren. Omdat de eigenaren van dat systeem die waarde voor zichzelf reserveren, en dus op de anderen parasiteren.

Echte schaarste bestaat niet, want de hoeveelheid waarde is altijd een gegeven. Alleen het parasiteren zorgt voor ongelijke verdeling, en dus voor rijkdom van enkelen en schaarste/armoede voor velen.

De technologie geld, die toegang zou moeten verschaffen tot arbeid van anderen (= waarde), doet momenteel precies het tegenovergestelde: het beperkt die toegang. Het beperkt die toegang voor veruit de meeste mensen op de wereld en het reserveert toegang voor een kleine groep. Het systeem zet de deur wagenwijd open voor een kleine parasiterende elite. Die elite kan daarvan profiteren (profit = winst) omdat die elite eigenaar is van de technologie.

Schaarste is het gevolg van de gedachte dat er niet genoeg is (wat onmogelijk is), en die gedachte leidt tot de wil van mensen om waarde voor zichzelf te reserveren. En dat lukt sommigen. En dat reserveren van de één, leidt tot schaarste voor de ander. Er ontstaat een realiteit waarbinnen schaarste inderdaad ervaren wordt.

Dat leidt vervolgens tot de neiging om harder te werken, om meer waarde te leveren, in de hoop er iets voor terug te krijgen. Waarde die dan weer ten goede komt van degenen die de schaarste veroorzaken door die waarde voor zichzelf te reserveren, zonder er waarde voor in ruil te geven.

Omdat deze situatie leidt tot schaarste voor bijna iedereen, wordt de aantrekkelijkheid van, en de ervaren behoefte aan geld steeds groter en daarmee groeit de afhankelijkheid eraan. En ook dat is weer in het voordeel van de eigenaren van geld: de elite.

Concurrentie

Doordat dit mechanisme ervoor zorgt dat (bijna) iedereen schaarste ervaart, en daardoor steeds harder en meer moet werken, is ook het idee van concurrentie ontstaan.

Concurrentie is gestoeld op de gedachte dat bestaansrecht bevochten dient te worden. Bevochten ten koste van anderen. En in het huidige systeem is dat ook zo. Maar dat is geen menselijke wetmatigheid, maar het gevolg van een systeem dat bijna alle waarde ten goede laat komen aan enkelen. Waardoor er voor verreweg de meeste mensen zodanig weinig te verdelen overblijft, dat bevechten de enige mogelijkheid tot overleven wordt.

De gedachte dat concurrentie bij mensen hoort, zorgt ervoor dat we accepteren dat sommige mensen enorme rijkdom kunnen genereren, ten koste van alle anderen. We vinden dat 'normaal'. We noemen die mensen 'winnaars' van de concurrentiestrijd, en dat zouden we allemaal wel willen zijn. We kijken tegen ze op.

Maar het zijn juist die winnaars die concurrentie tussen alle andere mensen noodzakelijk maken. Vanwege de schaarste die deze winnaars creëren. De gedachte 'concurrentie hoort bij mensen' zorgt voor een realiteit waarin concurrentie bij mensen hoort. En die realiteit overtuigt ons ervan dat concurrentie normaal en onvermijdelijk is. Het is een zelfbevestigende gedachte.

Maar dat het nu realiteit is, wil nog niet zeggen dat het altijd realiteit zal moeten blijven. Een systeem dat parasiteren onmogelijk maakt, zorgt ervoor dat rijkdom en dus armoede/schaarste, niet meer kunnen bestaan. En daarmee zal concurrentie - het bevechten van bestaansrecht ten koste van anderen - verleden tijd zijn. Concurrentie zal simpelweg overbodig, en zelfs onmogelijk zijn.

Dienen

Geld is een technologie die bedoeld was om ons te dienen. Maar het is gebleken dat die technologie een fundamenteel mankement heeft. Een mankement dat het mogelijk maakte dat de technologie in handen kon vallen van enkelen. En om die reden dient die technologie ook nog maar enkelen. Ten koste van alle anderen. De technologie werkt niet meer voor veruit de meeste mensen (zie de Occupy-verdeling 99% - 1%, die in werkelijkheid nog schever ligt). En omdat die hele grote groep, die uit bijna de gehele mensheid bestaat, wel alle waarde levert, wordt het tijd voor een nieuwe technologie. Een technologie die weer alle mensen dient. Dus 100%.

Tijd voor iets nieuws

De technologie geld is vele eeuwen oud, en blijkt een wezenlijk mankement te hebben. Inmiddels zijn andere technologieën steeds verder ontwikkeld.

Het enige dat een ruilmiddel moet doen, is het ruilen van arbeid faciliteren. Het moet de mogelijkheid geven om in ruil voor arbeid, een vergelijkbaar tegoed aan arbeid van anderen te krijgen. Daarvoor is niets meer nodig dan een systeem dat dit tegoed administreert. Een systeem dat met de bestaande technische kennis gemakkelijk realiseerbaar is, en waarbinnen de valkuilen van het oude systeem eenvoudig af te dichten zijn. Een systeem dat zodanig ontworpen is, dat het onmogelijk wordt dat iemand dat systeem confisqueert. Mensen zijn meer dan inventief genoeg om zoiets te verzinnen en te maken. Maar daarvoor is het noodzakelijk dat wij mensen eerst gaan inzien wat er mis is met de huidige technologie, en waarom die technologie ons (verreweg de meeste mensen) niet meer dient.



*Op dit moment bestaat de prijs van ieder product en iedere dienst uit twee elementen: arbeid en winst. Winst is het aandeel van de prijs waar tegenover geen arbeid staat. Toch moet die winst betaald worden met geld. En voor dat geld moet wel arbeid geleverd worden. Voor winst moet dus arbeid geleverd worden, zonder dat daarvoor arbeid in ruil gegeven wordt. En voor arbeid leveren zonder er iets voor in ruil te krijgen, bestaat een woord: slavernij.