donderdag 29 januari 2015

Winst: overproductie, werkloosheid en slavernij




De meeste mensen menen te weten dat winst* goed is. Dat de economie winst nodig heeft en dat iedereen daar uiteindelijk van profiteert. Maar is dat wel zo? 

Wat is winst eigenlijk?  

Iets krijgt pas (handels)waarde als er arbeid aan toegevoegd wordt. Grondstoffen zijn immers door de natuur gegeven en dus gratis. Pas als er arbeid aan toegevoegd wordt (door ze bijvoorbeeld op te graven) krijgen ze geldwaarde. Als er vervolgens opnieuw arbeid aan toegevoegd wordt (als er iets van gemaakt wordt), dan stijgt de waarde. Arbeid is dus het enige dat waarde genereert. Anders gezegd: arbeid = waarde.

Maar de waarde van iets, is iets anders dan de prijs ervan. Dat komt omdat in de prijs het element winst is toegevoegd. Winst is geld dat overblijft nadat alle arbeid/waarde betaald is. Winst is het aandeel in de prijs waar geen waarde/arbeid tegenover staat. 

Prijs = waarde/arbeid + winst.  

Dit geldt voor de gehele productieketen, want ook de prijs van alle productiemiddelen zoals gebouwen, energie, machines, halffabricaten, vreemd kapitaal etc. is opgebouwd uit arbeid + winst.  De eindprijs van ieder product/iedere dienst bestaat uiteindelijk dus uitsluitend uit een optelsom van de elementen arbeid en winst

Winst is dus het deel van de prijs waarvoor geen arbeid (=waarde) geleverd is. Omdat arbeid het enige is dat waarde toevoegt, is de prijs van een product/dienst (incl. winst) altijd hoger dan de waarde ervan. De prijs is immers: waarde PLUS winst. 

Maar om het product te kunnen kopen, moet wel die prijs (inclusief de winst dus) betaald worden. En om het benodigde geld daarvoor te verdienen, moet wel arbeid geleverd worden. Dat betekent dat er altijd meer arbeid geleverd moet worden om een product te kunnen kopen, dan nodig is om hetzelfde product te maken. Het verschil is de winst. 

Alle werkende mensen bij elkaar maken (met hun arbeid) alle producten en diensten die beschikbaar zijn. Dat werken wordt beloond met geld. Al die mensen bij elkaar krijgen echter voor het maken van die producten, minder geld dan ze moeten betalen voor het kopen ervan. Om genoeg te verdienen om de producten toch te kunnen kopen, moeten de mensen altijd meer werken dan nodig is om diezelfde producten te maken. Vanwege de winst. 

Overproductie

Dat benodigde extra werk, leidt natuurlijk ook tot extra productie. Als mensen meer moeten werken dan feitelijk nodig is, produceren ze ook meer dan feitelijk nodig is. 

Anders gezegd: vanwege winst moet er altijd meer gewerkt, en dus meer geproduceerd worden dan er gekocht kan worden. Dat is overproductie. 

Werkloosheid

Overproductie bestaat uit onverkochte producten. Eigenaren van bedrijven zullen het niet prettig vinden als ze met hun producten blijven zitten, en zullen de productie daarom omlaag willen brengen. Dat betekent dat er minder gewerkt zal kunnen worden. Dat resulteert dus in minder werkgelegenheid. En dus minder verdiengelegenheid. En dus minder koopgelegenheid. 

Winst genereert een kloof tussen productiecapaciteit (teveel) en koopcapaciteit (te weinig).  

Winst leidt dus onherroepelijk tot overproductie en overproductie leidt onherroepelijk tot werkloosheid.  

Dit is precies wat er nu gebeurt. Mensen hebben behoefte aan producten, maar verdienen met het maken van die producten onvoldoende om ze allemaal te kunnen kopen (vanwege de winst). Daarvoor moeten ze extra werken en dat betekent overproductie. Overproductie leidt tot terugschroeven van productie en dus tot afname van werkgelegenheid. En dus tot afname van verdiengelegenheid. En dat betekent steeds minder gelegenheid om producten te kunnen kopen. Dit mechanisme leidt tot armoede. 

Armoede is niet gebrek aan geld, maar gebrek aan toegang tot benodigde producten zoals onderdak, voedsel, energie, kleding etc. Allemaal producten van menselijke arbeid. Die toegang wordt beperkt door winst. Winst leidt tot beperkte toegang tot de producten die alle mensen bij elkaar, zelf maken.  

Rijkdom 

Verreweg de meeste mensen verdienen hun geld met werken. Met het leveren van arbeid dus. Oftewel, met het leveren van waarde. 

Voor verreweg de meeste mensen is dat de enige manier om aan het benodigde geld te komen om producten/diensten te kunnen kopen. Soms geven mensen het met hun arbeid verdiende tegoed (geld) niet meteen uit. Dat heet sparen. Sparen leidt tot het bezit van waarde.  

Dit geldt voor vrijwel iedereen. Behalve voor de winstmakers. Winst is immers geld waarvoor geen arbeid geleverd is. Degene die de winst opstrijkt, is dus degene die geld krijgt zonder er zelf arbeid voor te leveren. Zonder er waarde voor te leveren. Winst maken is profiteren van de arbeid die door anderen geleverd is. 

Dit betekent dus: tegoed (geld) ontvangen zonder waarde te leveren. Wanneer dat geld cumuleert (oppot), leidt dat tot rijkdom van de winstmaker. Er is dus een verschil tussen bezit (nog niet uitgegeven tegoed uit arbeid) en rijkdom (gecumuleerd tegoed, zonder geleverde arbeid). 

Alle rijken op de wereld, hebben hun rijkdom vergaard door winst. Niet door werken. Een handjevol allerrijksten, heeft momenteel meer geld dan de 3,5 miljard armste mensen bij elkaar. Dat hebben ze niet voor elkaar gekregen door miljoenen malen zoveel arbeid te leveren als die armen. Dat hebben ze gegenereerd met winst.  

Rijkdom bestaat dus uit winst. Winst is geld waarvoor anderen gewerkt hebben, maar dat opgestreken wordt door mensen die daarvoor geen arbeid (=waarde) geleverd hebben.  

Rijkdom bestaat uit niet-uitgegeven geld. Als je al het geld dat binnenkomt uitgeeft, word je immers niet rijk. Je wordt rijk als je meer geld binnenkrijgt dan je uitgeeft. Als dat geld oppot. Rijkdom is dus geld dat uit de roulatie gehaald is. Geld dat geparkeerd is bij de winstmakers/rijken. Geld waarvoor (door leden van de samenleving) gewerkt is, maar dat niet beschikbaar is in de samenleving.  

Rijkdom is dus uit de samenleving weggeparasiteerde, gecumuleerde waarde. Waarde die ten goede komt aan degenen die zelf geen waarde leveren. Aan de winstmakers. 

Slavernij

Winst is dus het profiteren/toe-eigenen van de opbrengst van de arbeid van anderen. En dat is precies de definitie van slavernij.  

Winst = slavernij. 

Als op het totaal van alle producten winst gemaakt wordt, zijn alle mensen die al die producten maken gedeeltelijk slaaf. Een deel van de opbrengst van de door hen geleverde waarde (arbeid) komt dan immers ten goede aan de winstmakers, en dus niet aan henzelf (terwijl zij de werkelijke waarde/arbeid leveren).  

Het bestaan van het verschijnsel rijkdom, bewijst dat die winst ook daadwerkelijk gemaakt wordt. De rijkdom van de rijken bestaat immers uit winst. 

Sterker nog: de rijken worden steeds rijker en de armen steeds armer. Dat betekent dat het totaal aan winst toeneemt. En dat betekent dat er sprake is van toenemende overproductie, toenemende werkloosheid en toenemende armoede. En toenemende slavernij. 

Is winst nodig? 

Als iedere werknemer, inclusief de directeur/eigenaar, betaald is voor zijn arbeid, waarom zou er dan nog winst gemaakt moeten worden?

Een vaak gehoord argument is: om reserve op te bouwen voor moeilijkere tijden. Maar reserve is geen winst. Het blijft in het bedrijf en komt niet ten goede aan de winstmakers (eigenaren/aandeelhouders).  

Een ander argument is: om investeerders en financiers te interesseren. Waarom zou iemand investeren in het bouwen van bijvoorbeeld een fabriek, als er geen winst in het vooruitschiet ligt? 

Feitelijk zijn er twee type investeerders: mensen/instellingen die veel geld beschikbaar hebben, en banken. 

Mensen/instellingen die veel geld ter beschikking hebben, zijn rijken. Hun geld bestaat dus al uit voorheen gecumuleerde winst. Doordat zij parasiteren op de werkenden en daarom rijk zijn, worden de mensen die de werkelijke waarde (arbeid) leveren, armer. Daardoor kunnen die werkenden niet zelf gezamenlijk investeren. Investeerders zijn dus nodig als gevolg van winst. En niet omgekeerd. 

Het product van banken is geld. De prijs van dat product is rente, en ook die prijs bestaat uit de combinatie arbeid + winst. 

Banken creĆ«ren geld uit niets. Dat betekent voor banken: arbeid (vrijwel 0%) + winst (vrijwel 100%) = prijs (rente). 

Zonder die winst zou de prijs van het beschikbaar stellen van een voorschot (krediet) vrijwel nul zijn. En dus geen invloed hebben op de eindprijs van het product. Dat is nu (in hoge mate) wel het geval. 

Winst is slavernij. Alleen als we vinden dat slavernij noodzakelijk is in de samenleving, zou er een rechtvaardiging bestaan voor winst. 

Wat dan?

Ons huidige monetair/economische systeem maakt het mogelijk om waardedrager (geld) te bemachtigen zonder er waarde (arbeid) voor in ruil te geven. Winst te maken dus.  

Hoe meer winst iemand maakt, hoe meer rijkdom hij vergaart en hoe gemakkelijker het wordt om nog meer winst te maken. Dat gaat in toenemende mate ten koste van degenen die wel echte waarde/arbeid leveren. Winst van enkelen, betekent verlies voor velen.  

Als we dat niet meer willen, is dat zeer eenvoudig op te lossen: maak een systeem waarin waardedrager (geld) uitsluitend te verkrijgen is door waarde (arbeid) te leveren. En op geen enkele andere manier.  

Dan kan er alleen nog bezit bestaan (nog niet uitgeven geld uit geleverde arbeid/waarde), en geen rijkdom (gecumuleerde winst, zonder geleverde arbeid/waarde).  

En omdat armoede het gevolg is van rijkdom/winst kan er dan dus ook geen armoede meer bestaan. En geen overproductie (met alle gevolgen van dien voor de planeet). En geen werkloosheid. Dan zou iedereen precies evenveel waarde kunnen kopen als hij levert. En dan zou niemand meer moeten werken dan werkelijk nodig is. Of minder verdienen dan hij verdient te krijgen.  


* Voor de duidelijkheid: met winst bedoel ik niet de verdiensten van een kleine zelfstandige. Dat is gewoon vergoeding voor de door hemzelf geleverde arbeid. Bij alle andere bedrijven (BV's, NV's etc.) wordt de winst berekend na aftrek van alle loonkosten, dus ook die van de directeur/eigenaar. Deze winst komt ten goede aan de eigenaren/aandeelhouders die zelf niets bijdragen aan het tot stand komen van de producten die de bedrijven waarvan ze aandeelhouder zijn, produceren.