donderdag 12 januari 2012
Wat is geld?
Geld
Geld is in principe een heel handige en nuttige uitvinding. Het zorgt ervoor dat de verschillende vaardigheden en inspanningen (vaardigheid + inspanning = arbeid) van mensen uitwisselbaar worden. Zet tegenover een inspanning een universeel ruilmiddel, en iedereen kan zijn eigen inspanning ruilen tegen de inspanning van een ander, naar keuze. Geld zou, in die zin, dus keuze en vrijheid moeten brengen.
Waarde
In deze tijd denken de meeste mensen dat geld waarde heeft. Dat is een vergissing. Geld heeft geen waarde, maar het biedt toegang tot waarde. Tenminste, als het goed is. Maar het is niet goed. In ieder geval, niet meer.
Het enige van waarde waartoe iedereen toegang wil hebben, is elkaars arbeid. Alle producten en alle diensten waarover we maar zouden willen beschikken, bestaan nergens anders uit dan uit arbeid van mensen. Arbeid is het enige dat dingen of diensten ruilwaarde geeft. Grondstoffen zijn immers door de natuur gegeven en dus gratis. Pas als er arbeid aan wordt toegevoegd (door ze bijvoorbeeld op te graven) krijgen ze ruilwaarde.
In die zin bestaan er eigenlijk uitsluitend diensten. Een brood bijvoorbeeld, is niets meer dan een verzameling diensten. Diensten zoals: het verbouwen en oogsten van graan, het malen ervan, het maken van deeg, het bakken van het brood, het vervoeren naar de winkel etc. Het verlenen van een dienst is arbeid.
De prijs van ieder product en iedere dienst bestaat nergens anders uit dan uit arbeid (plus winst - zie voetnoot*). Geld moet dus (als het goed is) toegang bieden tot arbeid van anderen. En arbeid is niets meer dan vaardigheid + inspanning (= (ruil)waarde).
Geld is een tegoedbon voor arbeid van anderen, en die tegoedbon verkrijg je door zelf arbeid te leveren. Je levert arbeid, krijgt een tegoedbon, en daarmee kun je arbeid van anderen kopen. Eigenlijk is het een heel eenvoudig administratiesysteem. Dat is het idee, en dat is eigenlijk alles. Als het goed is. Of eigenlijk moet ik zeggen: als het goed zou zijn.
Ruilsysteem
Om over een keuze uit alle arbeid (= waarde) te kunnen beschikken, is een ruilsysteem noodzakelijk. Zonder zo'n systeem zou je alleen je arbeid kunnen ruilen met mensen die je kent, en jouw arbeid alleen kunnen ruilen tegen de arbeid die deze mensen beschikbaar stellen. Ben je metselaar en je buurman heeft een muurtje nodig, maar je buurman beschikt niet over vaardigheden waaraan jij behoefte hebt, dan loop je vast.
Om in ruil voor onze arbeid te kunnen beschikken over een keuze uit alle mogelijke vaardigheden en inspanningen van anderen, is een systeem noodzakelijk. Geld is zo'n systeem.
Technologie
Geld is daarmee niets meer dan een technologie. En zoals iedere technologie, moet ook deze technologie het voldoen aan een menselijke behoefte mogelijk of gemakkelijk maken. Een behoefte faciliteren. Precies zoals de technologie auto de behoefte aan verplaatsing faciliteert.
Bij geld is die behoefte: toegang tot elkaars waarde (arbeid) mogelijk maken. Geld zou dus een sleutel moeten zijn die toegang verschaft tot de schatkamer van alle menselijke arbeid. Die sleutel heeft zelf geen waarde, maar biedt toegang tot waarde.
De technologie geld is al vele eeuwen oud. Toen het werd bedacht (of ontstond) was het 'state of the art'. Letterlijk een gouden vondst. Het was op dat moment de best mogelijke technologie. Het diende mensen en daarom hebben ze er toen voor gekozen. Maar het is niet meer toen.
Geld als technologie om waarde tussen twee partijen uit te wisselen, is heel efficiënt. En in de loop der tijd is het geworden tot de enig mogelijke technologie om toegang tot waarde te krijgen. Al onze arbeid wordt gewaardeerd in geld, en alle arbeid die we willen hebben, betalen we in geld. Geld heeft in onze tijd het monopolie over ruilen.
Monopolie
Het vervelende is alleen, dat er daarmee een derde partij in het spel gekomen is. En dat is degene die eigenaar is van de technologie. Degene die eigenaar is van de enige technologie die ruilen mogelijk maakt, is daarmee ook monopolist. Hij is de poortwachter via wie iedereen moet gaan om te kunnen ruilen. En dat opent voor hem de weg om op dat ruilen te parasiteren.
In de loop der tijd is de technologie geld stapje voor stapje geconfisqueerd door een derde partij, en die partij noemen we de bancaire sector. De bancaire sector is eigenaar geworden van de technologie, en heeft daarmee het monopolie over de ruilbaarheid van waarde verkregen. Voor ons lijkt geld hetzelfde gebleven, maar de organisatie ervan is in de loop der tijd totaal veranderd. Zodanig veranderd dat de eigenaar van de technologie er steeds gemakkelijker mee kon parasiteren, en zichzelf zo bijna alle waarde kon toe-eigenen.
In plaats van het ruilen te faciliteren, dient de technologie geld nu voornamelijk om parasiteren te faciliteren. En met parasiteren bedoel ik: toegang krijgen tot arbeid van anderen, zonder er zelf arbeid voor in ruil te geven. En dat is precies wat banken doen. De technologie die ons vroeger diende, dient nu dus iemand anders. Het is erin geslopen zonder dat we het in de gaten hadden.
Het is daarom tijd die oude technologie geld eens onder de loep te nemen, en te kijken of het ons nog wel dient. En zo niet, een andere technologie te verzinnen.
Vraag, aanbod
De economische wetenschap is gestoeld op de grootheden vraag, aanbod, schaarste en concurrentie. En economie rekent in geld. Voor economen staat de waarde van iets, gelijk aan de prijs van iets. Dat is een vergissing. Waarde bestaat uit menselijke arbeid, en verder nergens uit.
Menselijke arbeid (waarde) bestaat uit vaardigheid + inspanning. Meer niet. En de totale beschikbaarheid daarvan is altijd een gegeven. Het is het totaal aan vaardigheden en potentiële inspanningen van alle mensen op de wereld die op een moment leven. Dat is altijd het totaal aan beschikbare waarde, op ieder moment. Onafhankelijk van welk systeem of welke (ruil)technologie dan ook. Het is het enige beschikbare ruilmateriaal, en dat is altijd een gegeven. Het bestaat uit alle waarde (arbeid) van alle mensen die op een moment leven.
Hetzelfde geldt voor vraag. De totale vraag bestaat uit de optelsom van alle behoeften van diezelfde mensen. Iedereen is dus zowel aanbieder van waarde, als vrager ervan. Komen er meer mensen, dan stijgt zowel het aanbod als de vraag. Maar de balans blijft altijd hetzelfde.
In die zin kan er dus onmogelijk schaarste bestaan. Meer dan het totaal aan beschikbare waarde kan er niet bestaan, en meer dan de totale vraag kan er ook niet bestaan. Waarde en behoefte bestaat uit mensen, en het totaal van alle levende mensen is op ieder moment een gegeven.
Schaarste
Echte schaarste kan dus niet bestaan. Toch bestaat schaarste wel. Dat is niet het gevolg van gebrek aan beschikbaarheid van waarde, maar is het gevolg van de verdeling ervan. Zodra iemand meer waarde voor zichzelf reserveert dan hij ervoor in ruil geeft, ontstaat er ergens schaarste. Een ander moet dan immers meer waarde leveren dan hij ervoor in ruil krijgt.
Dat verschil heet winst. Winst is dus het verschil tussen wat iemand krijgt voor het maken van een product (loon), en wat hij ervoor moet betalen om het te kunnen kopen (prijs). Die winst komt niet ten goede aan de maker (degene die de arbeid levert) of aan de koper, maar aan de winstmaker. Winst is de enige bron van rijkdom en daarmee ook van armoede.
Anders gezegd: armoede van de één bestaat nergens anders uit dan uit de rijkdom van de ander. Hoe kleiner en rijker de groep rijken, hoe groter en armer de groep armen. En voor die grote groep armen, is schaarste dan de realiteit. Maar niet omdat er werkelijk schaarste is, maar omdat het systeem ze uitsluit van de toegang tot de waarde die ze zelf leveren. Omdat de eigenaren van dat systeem die waarde voor zichzelf reserveren, en dus op de anderen parasiteren.
Echte schaarste bestaat niet, want de hoeveelheid waarde is altijd een gegeven. Alleen het parasiteren zorgt voor ongelijke verdeling, en dus voor rijkdom van enkelen en schaarste/armoede voor velen.
De technologie geld, die toegang zou moeten verschaffen tot arbeid van anderen (= waarde), doet momenteel precies het tegenovergestelde: het beperkt die toegang. Het beperkt die toegang voor veruit de meeste mensen op de wereld en het reserveert toegang voor een kleine groep. Het systeem zet de deur wagenwijd open voor een kleine parasiterende elite. Die elite kan daarvan profiteren (profit = winst) omdat die elite eigenaar is van de technologie.
Schaarste is het gevolg van de gedachte dat er niet genoeg is (wat onmogelijk is), en die gedachte leidt tot de wil van mensen om waarde voor zichzelf te reserveren. En dat lukt sommigen. En dat reserveren van de één, leidt tot schaarste voor de ander. Er ontstaat een realiteit waarbinnen schaarste inderdaad ervaren wordt.
Dat leidt vervolgens tot de neiging om harder te werken, om meer waarde te leveren, in de hoop er iets voor terug te krijgen. Waarde die dan weer ten goede komt van degenen die de schaarste veroorzaken door die waarde voor zichzelf te reserveren, zonder er waarde voor in ruil te geven.
Omdat deze situatie leidt tot schaarste voor bijna iedereen, wordt de aantrekkelijkheid van, en de ervaren behoefte aan geld steeds groter en daarmee groeit de afhankelijkheid eraan. En ook dat is weer in het voordeel van de eigenaren van geld: de elite.
Concurrentie
Doordat dit mechanisme ervoor zorgt dat (bijna) iedereen schaarste ervaart, en daardoor steeds harder en meer moet werken, is ook het idee van concurrentie ontstaan.
Concurrentie is gestoeld op de gedachte dat bestaansrecht bevochten dient te worden. Bevochten ten koste van anderen. En in het huidige systeem is dat ook zo. Maar dat is geen menselijke wetmatigheid, maar het gevolg van een systeem dat bijna alle waarde ten goede laat komen aan enkelen. Waardoor er voor verreweg de meeste mensen zodanig weinig te verdelen overblijft, dat bevechten de enige mogelijkheid tot overleven wordt.
De gedachte dat concurrentie bij mensen hoort, zorgt ervoor dat we accepteren dat sommige mensen enorme rijkdom kunnen genereren, ten koste van alle anderen. We vinden dat 'normaal'. We noemen die mensen 'winnaars' van de concurrentiestrijd, en dat zouden we allemaal wel willen zijn. We kijken tegen ze op.
Maar het zijn juist die winnaars die concurrentie tussen alle andere mensen noodzakelijk maken. Vanwege de schaarste die deze winnaars creëren. De gedachte 'concurrentie hoort bij mensen' zorgt voor een realiteit waarin concurrentie bij mensen hoort. En die realiteit overtuigt ons ervan dat concurrentie normaal en onvermijdelijk is. Het is een zelfbevestigende gedachte.
Maar dat het nu realiteit is, wil nog niet zeggen dat het altijd realiteit zal moeten blijven. Een systeem dat parasiteren onmogelijk maakt, zorgt ervoor dat rijkdom en dus armoede/schaarste, niet meer kunnen bestaan. En daarmee zal concurrentie - het bevechten van bestaansrecht ten koste van anderen - verleden tijd zijn. Concurrentie zal simpelweg overbodig, en zelfs onmogelijk zijn.
Dienen
Geld is een technologie die bedoeld was om ons te dienen. Maar het is gebleken dat die technologie een fundamenteel mankement heeft. Een mankement dat het mogelijk maakte dat de technologie in handen kon vallen van enkelen. En om die reden dient die technologie ook nog maar enkelen. Ten koste van alle anderen. De technologie werkt niet meer voor veruit de meeste mensen (zie de Occupy-verdeling 99% - 1%, die in werkelijkheid nog schever ligt). En omdat die hele grote groep, die uit bijna de gehele mensheid bestaat, wel alle waarde levert, wordt het tijd voor een nieuwe technologie. Een technologie die weer alle mensen dient. Dus 100%.
Tijd voor iets nieuws
De technologie geld is vele eeuwen oud, en blijkt een wezenlijk mankement te hebben. Inmiddels zijn andere technologieën steeds verder ontwikkeld.
Het enige dat een ruilmiddel moet doen, is het ruilen van arbeid faciliteren. Het moet de mogelijkheid geven om in ruil voor arbeid, een vergelijkbaar tegoed aan arbeid van anderen te krijgen. Daarvoor is niets meer nodig dan een systeem dat dit tegoed administreert. Een systeem dat met de bestaande technische kennis gemakkelijk realiseerbaar is, en waarbinnen de valkuilen van het oude systeem eenvoudig af te dichten zijn. Een systeem dat zodanig ontworpen is, dat het onmogelijk wordt dat iemand dat systeem confisqueert. Mensen zijn meer dan inventief genoeg om zoiets te verzinnen en te maken. Maar daarvoor is het noodzakelijk dat wij mensen eerst gaan inzien wat er mis is met de huidige technologie, en waarom die technologie ons (verreweg de meeste mensen) niet meer dient.
*Op dit moment bestaat de prijs van ieder product en iedere dienst uit twee elementen: arbeid en winst. Winst is het aandeel van de prijs waar tegenover geen arbeid staat. Toch moet die winst betaald worden met geld. En voor dat geld moet wel arbeid geleverd worden. Voor winst moet dus arbeid geleverd worden, zonder dat daarvoor arbeid in ruil gegeven wordt. En voor arbeid leveren zonder er iets voor in ruil te krijgen, bestaat een woord: slavernij.