Soms zegt de taal iets over de heersende mentaliteit in een land. Gezien de ontwikkelingen in dit land zou het me niet verbazen als het woord ‘zorgen’ daarvan een schrijnend voorbeeld is. Het woord heeft een negatieve lading. We ‘maken ons zorgen’. En als onze ouders bejaard en hulpbehoevend zijn dan is dat ‘een hele zorg’, zoals we hoofdschuddend tegen onze collega’s en kennissen zullen zeggen.
Geen wonder dat we de zorg voor anderen dan ook het liefst zover mogelijk uit onze buurt houden, en zoveel mogelijk overlaten aan instanties. Wijzelf hebben het uiteraard te druk met onze baan, het brengen en halen van de kinderen, het doen van de boodschappen, en niet te vergeten, als we aansluitend op de bank ploffen, het kijken naar de televisie.
Als iemand in onze omgeving hulp behoeft, beperken we ons tot het maken van zorgen, maar het zorgen zelf laten we uiteraard over aan het volledig geïnstitutionaliseerde systeem. Of dat systeem ook werkelijk zorg oplevert, is minder boeiend, getuige de enorme misstanden binnen dit systeem. We hebben er immers voor betaald, en dat moet maar voldoende zijn.
Betalen dus. Geld. Anderen zorgen, zonder dat wij de zorgen hebben. Als het goed zou zijn. Maar dat is het niet. Het is juist dat geld dat ervoor zorgt dat de zorg geen zorg meer biedt.
Zoals altijd heeft geld een averechts effect op alles dat menselijk is. Het lokt grote groepen aasgieren die, als vliegen op stront, afkomen op het bijeengebrachte geld. Voor wie dat geld misschien niet de enige, maar toch wel de belangrijkste drijfveer is om zich met de behoefte aan verzorging te bemoeien. Die behoefte levert eerst en vooral een mogelijkheid op tot het maken van winst. En, zoals dat altijd gaat met winst, moet die winst worden gemaximaliseerd. Dat is de eerste prioriteit, en daarvoor moet alles wijken. Zoals het verlenen van de zorg zelf.
Geen enkel middel zal ongebruikt blijven om het financieel voordeel zover mogelijk uit te melken. En zoals altijd gebeurt dat op twee manieren: door het opschroeven van de inkomsten, en door het terugschroeven van de geleverde kwaliteit. Oftewel: minder doen voor meer geld.
Het is dan ook geen wonder dat de ‘privatisering’ van de zorgmarkt precies dat heeft opgeleverd. Een vele malen hogere premie en het spectaculair afnemen van de aandacht voor patiënten en ouderen. Oftewel een volledige verschraling van de geleverde kwaliteit. Kwaliteit kost nou eenmaal geld, en uitgegeven geld is geen winst. Het belang van een verzekeraar is: het leveren van zo weinig mogelijk kwaliteit, tegen een zo hoog mogelijke premie.
En dat is natuurlijk precies tegenovergesteld aan het belang van de verzekerden. Verzekerden die in twee groepen te verdelen zijn: zij die gezond zijn en steeds meer premie moeten betalen, en zij die zorg nodig hebben en die zorg in steeds mindere mate krijgen. De eerste groep klaagt over te hoge premie, en de tweede groep klaagt over te weinig aandacht. Allebei terecht.
Zoals altijd zijn het degenen die de beslissingen nemen die het best voor zichzelf zorgen. Bovenaan in deze hiërarchische piramide bevindt zich de overheid. Die overheid heeft de zorgmarkt ‘geprivatiseerd’. Tenminste, dat wordt beweerd. In werkelijkheid heeft die overheid een kartel gevormd met de zorgverzekeraars. Door middel van wetgeving schept de overheid de mogelijkheid voor deze verzekeraars om in principe ongelimiteerde winsten te behalen uit de behoefte aan zorg, zonder die zorg ook verhoudingsgewijs te bieden. Winsten die dan weer nieuwe lagen van beslissingnemers in het leven roepen in de vorm van managementlagen en allerlei goed betaalde controlerende instanties en commissies. Zo gaat de bijeengebrachte winst in kringetjes rond, maar komt niet terecht bij degenen die de werkelijke zorg (op de werkvoer) verlenen, en al helemaal niet bij degenen die zorg nodig hebben. Uiteraard alles bijeengebracht door de premiebetalers.
En om de premies steeds te kunnen verhogen, en verzorgend personeel nog verder te kunnen wegbezuinigen, wordt steeds het magische woord gebruikt: vergrijzing. Door die vergrijzing zou de zorg ‘onbetaalbaar’ worden.
Tussen 1990 en nu stegen de premies met vele honderden procenten. In 1990 bestond de bevolking voor 61,6% uit mensen tussen 20 en 65 jaar. In 2008 was dat 61,3%. Een minimale daling dus. Het aantal ouderen boven de 65 jaar is in die periode gegroeid van 12,8 naar 14,7%. Ook niet spectaculair. De arbeidsparticipatie (het percentage van de bevolking dat werkt, en dus premie betaalt) is in die periode gestegen van ongeveer 55% naar 65%. Deze getallen rechtvaardigen dus op geen enkele wijze het argument van onbetaalbaarheid door vergrijzing. Het is een simpele leugen.
In 2000 betaalde ik voor twee personen 60 gulden per maand aan premie. Dat is zo’n 28 euro. En dus 14 euro per persoon. Daarvoor was alles verzekerd, dus ook de tandarts, de fysiotherapeut en eventueel psychologische hulp (zonder eigen risico). Allemaal zaken waarvoor nu extra betaald moet worden, als het überhaupt verzekerbaar is.
Nu betaalt de gemiddelde verzekerde 115 euro per maand per (volwassen) persoon. Dat is een stijging van zo’n 410%. En vergeet niet dat ieders werkgever daar nog eens 7,05% van het bruto inkomen (tot een inkomen van € 33.189) bijlegt. Bij een modaal inkomen (32.500 euro per jaar) is dat 2291,00 euro per jaar, en dus zo’n 190 euro per maand. Een bedrag dat anders gewoon bij het inkomen zou horen. En vergeet ook niet dat iedereen over dat bedrag ook nog eens inkomstenbelasting mag betalen. Het wordt gewoon bij het (belastbaar) inkomen opgeteld. Geen wonder dat de overheid dit kartel zo graag aanging.
Noch de kosten (gezien de demografische ontwikkelingen) noch de ontvangen premies rechtvaardigen het argument van onbetaalbaarheid.
Waardoor zou die zorg dan wel ‘onbetaalbaar’ geworden zijn? Door de extreem gestegen lonen van de mensen aan het bed? Door de veel hogere kwaliteit van de geleverde zorg? Iedereen die zelf werkzaam is op de werkvloer in de zorg weet dat dit absoluut niet het geval is. Nee, het argument van onbetaalbaarheid wordt uitsluitend gehanteerd ter maximalisatie van winst. Over de ruggen van de premiebetalers, maar erger nog, over de ruggen van mensen die zorg echt nodig hebben. Ouderen in verpleeghuizen die nauwelijks meer aandacht krijgen, die in hun eigen uitwerpselen uren moeten wachten op verzorging. Omdat een extra verpleegkundige natuurlijk een negatief effect heeft op de winst.
Zorg gaat niet meer over zorg. Zorg zal de verzekeraars (en de overheid) een zorg zijn. Zorg gaat over winst. En zoals altijd, leidt winst tot ontmenselijking. En dat is werkelijk iets om ons zorgen over te maken.
Geen wonder dat we de zorg voor anderen dan ook het liefst zover mogelijk uit onze buurt houden, en zoveel mogelijk overlaten aan instanties. Wijzelf hebben het uiteraard te druk met onze baan, het brengen en halen van de kinderen, het doen van de boodschappen, en niet te vergeten, als we aansluitend op de bank ploffen, het kijken naar de televisie.
Als iemand in onze omgeving hulp behoeft, beperken we ons tot het maken van zorgen, maar het zorgen zelf laten we uiteraard over aan het volledig geïnstitutionaliseerde systeem. Of dat systeem ook werkelijk zorg oplevert, is minder boeiend, getuige de enorme misstanden binnen dit systeem. We hebben er immers voor betaald, en dat moet maar voldoende zijn.
Betalen dus. Geld. Anderen zorgen, zonder dat wij de zorgen hebben. Als het goed zou zijn. Maar dat is het niet. Het is juist dat geld dat ervoor zorgt dat de zorg geen zorg meer biedt.
Zoals altijd heeft geld een averechts effect op alles dat menselijk is. Het lokt grote groepen aasgieren die, als vliegen op stront, afkomen op het bijeengebrachte geld. Voor wie dat geld misschien niet de enige, maar toch wel de belangrijkste drijfveer is om zich met de behoefte aan verzorging te bemoeien. Die behoefte levert eerst en vooral een mogelijkheid op tot het maken van winst. En, zoals dat altijd gaat met winst, moet die winst worden gemaximaliseerd. Dat is de eerste prioriteit, en daarvoor moet alles wijken. Zoals het verlenen van de zorg zelf.
Geen enkel middel zal ongebruikt blijven om het financieel voordeel zover mogelijk uit te melken. En zoals altijd gebeurt dat op twee manieren: door het opschroeven van de inkomsten, en door het terugschroeven van de geleverde kwaliteit. Oftewel: minder doen voor meer geld.
Het is dan ook geen wonder dat de ‘privatisering’ van de zorgmarkt precies dat heeft opgeleverd. Een vele malen hogere premie en het spectaculair afnemen van de aandacht voor patiënten en ouderen. Oftewel een volledige verschraling van de geleverde kwaliteit. Kwaliteit kost nou eenmaal geld, en uitgegeven geld is geen winst. Het belang van een verzekeraar is: het leveren van zo weinig mogelijk kwaliteit, tegen een zo hoog mogelijke premie.
En dat is natuurlijk precies tegenovergesteld aan het belang van de verzekerden. Verzekerden die in twee groepen te verdelen zijn: zij die gezond zijn en steeds meer premie moeten betalen, en zij die zorg nodig hebben en die zorg in steeds mindere mate krijgen. De eerste groep klaagt over te hoge premie, en de tweede groep klaagt over te weinig aandacht. Allebei terecht.
Zoals altijd zijn het degenen die de beslissingen nemen die het best voor zichzelf zorgen. Bovenaan in deze hiërarchische piramide bevindt zich de overheid. Die overheid heeft de zorgmarkt ‘geprivatiseerd’. Tenminste, dat wordt beweerd. In werkelijkheid heeft die overheid een kartel gevormd met de zorgverzekeraars. Door middel van wetgeving schept de overheid de mogelijkheid voor deze verzekeraars om in principe ongelimiteerde winsten te behalen uit de behoefte aan zorg, zonder die zorg ook verhoudingsgewijs te bieden. Winsten die dan weer nieuwe lagen van beslissingnemers in het leven roepen in de vorm van managementlagen en allerlei goed betaalde controlerende instanties en commissies. Zo gaat de bijeengebrachte winst in kringetjes rond, maar komt niet terecht bij degenen die de werkelijke zorg (op de werkvoer) verlenen, en al helemaal niet bij degenen die zorg nodig hebben. Uiteraard alles bijeengebracht door de premiebetalers.
En om de premies steeds te kunnen verhogen, en verzorgend personeel nog verder te kunnen wegbezuinigen, wordt steeds het magische woord gebruikt: vergrijzing. Door die vergrijzing zou de zorg ‘onbetaalbaar’ worden.
Tussen 1990 en nu stegen de premies met vele honderden procenten. In 1990 bestond de bevolking voor 61,6% uit mensen tussen 20 en 65 jaar. In 2008 was dat 61,3%. Een minimale daling dus. Het aantal ouderen boven de 65 jaar is in die periode gegroeid van 12,8 naar 14,7%. Ook niet spectaculair. De arbeidsparticipatie (het percentage van de bevolking dat werkt, en dus premie betaalt) is in die periode gestegen van ongeveer 55% naar 65%. Deze getallen rechtvaardigen dus op geen enkele wijze het argument van onbetaalbaarheid door vergrijzing. Het is een simpele leugen.
In 2000 betaalde ik voor twee personen 60 gulden per maand aan premie. Dat is zo’n 28 euro. En dus 14 euro per persoon. Daarvoor was alles verzekerd, dus ook de tandarts, de fysiotherapeut en eventueel psychologische hulp (zonder eigen risico). Allemaal zaken waarvoor nu extra betaald moet worden, als het überhaupt verzekerbaar is.
Nu betaalt de gemiddelde verzekerde 115 euro per maand per (volwassen) persoon. Dat is een stijging van zo’n 410%. En vergeet niet dat ieders werkgever daar nog eens 7,05% van het bruto inkomen (tot een inkomen van € 33.189) bijlegt. Bij een modaal inkomen (32.500 euro per jaar) is dat 2291,00 euro per jaar, en dus zo’n 190 euro per maand. Een bedrag dat anders gewoon bij het inkomen zou horen. En vergeet ook niet dat iedereen over dat bedrag ook nog eens inkomstenbelasting mag betalen. Het wordt gewoon bij het (belastbaar) inkomen opgeteld. Geen wonder dat de overheid dit kartel zo graag aanging.
Noch de kosten (gezien de demografische ontwikkelingen) noch de ontvangen premies rechtvaardigen het argument van onbetaalbaarheid.
Waardoor zou die zorg dan wel ‘onbetaalbaar’ geworden zijn? Door de extreem gestegen lonen van de mensen aan het bed? Door de veel hogere kwaliteit van de geleverde zorg? Iedereen die zelf werkzaam is op de werkvloer in de zorg weet dat dit absoluut niet het geval is. Nee, het argument van onbetaalbaarheid wordt uitsluitend gehanteerd ter maximalisatie van winst. Over de ruggen van de premiebetalers, maar erger nog, over de ruggen van mensen die zorg echt nodig hebben. Ouderen in verpleeghuizen die nauwelijks meer aandacht krijgen, die in hun eigen uitwerpselen uren moeten wachten op verzorging. Omdat een extra verpleegkundige natuurlijk een negatief effect heeft op de winst.
Zorg gaat niet meer over zorg. Zorg zal de verzekeraars (en de overheid) een zorg zijn. Zorg gaat over winst. En zoals altijd, leidt winst tot ontmenselijking. En dat is werkelijk iets om ons zorgen over te maken.